1 / 28

MOGELIJKE BEZWAREN TEGEN HET REFERENDUM

uit “Het verdiepen van de democratie” (Auteur naslagwerk: Jos Verhulst) ‏. MOGELIJKE BEZWAREN TEGEN HET REFERENDUM. Mogelijke bezwaren. Het onbekwaamheidsargument Verantwoordelijkheidszin – kennis Het gevaarargument Mensenrechten, vrijheden en minderheden Het macht-van-het-geld argument.

aldona
Download Presentation

MOGELIJKE BEZWAREN TEGEN HET REFERENDUM

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. uit “Het verdiepen van de democratie” (Auteur naslagwerk: Jos Verhulst)‏ MOGELIJKE BEZWAREN TEGEN HET REFERENDUM

  2. Mogelijke bezwaren • Het onbekwaamheidsargument • Verantwoordelijkheidszin – kennis • Het gevaarargument • Mensenrechten, vrijheden en minderheden • Het macht-van-het-geld argument

  3. Gebrek aan nuanceringsmogelijkheid • JA of NEE • Discreditering van het parlement • Gevaar voor het land • bv: Bedreiging eenheid van België • Overbelasting van de kiezer • Lage opkomst, burgers willen geen referenda • Manipulatie van de vraagstelling

  4. Opmerkingen • Men dient directe democratie te vergelijken met representatieve democratie en niet met een abstracte ideaal toestand. • Men dient de bezwaren te toetsen aan ervaringen, voornamelijk Zwitserland en enkele Amerikaanse deelstaten (USA)‏ • In veel gevallen zijn de argumenten tegen de directe democratie ook argumenten tegen de representatieve democratie of particratie.

  5. Het onbekwaamheids-argument • Kiezers zouden niet tot een weloverwogen oordeel in staat zijn.

  6. TEGENARGUMENTEN • Het onbekwaamheid argument werd ook gebruikt tegen het algemeen enkelvoudig stemrecht en het stemrecht voor vrouwen en kleurlingen enz.. • De kern van een politieke keuze is altijd moreel en persoonlijk. Iedereen die toerekeningsvatbaar is kan een morele keuze maken. • Een gedetailleerde kennis over het voorwerp ter stemming is niet noodzakelijk, de keuze is fundamenteler. • In die zin zijn politici eigenlijk ongeschikt om te oordelen (gebrek aan gedetailleerde kennis is een argument tegen democratie in het algemeen)‏ • De mensen kunnen zich ook oriënteren op ‘natuurlijke autoriteiten’ waarin ze vertrouwen hebben zoals bekende verenigingen, integere personen, .. Wat politici ook doen.

  7. De burgers zijn wel bekwaam om tussen politieke partijen te kiezen, dus waarom zouden zij niet over een voorstel bij referendum kunnen oordelen? • Budgettair beleid: de bevolking, en niet de politieke bewindvoerders, moet de gevolgen van het budgettair beleid dragen, dus is het logisch dat deze het laatste woord krijgt over het beleid • België: schuldenopbouw: toonbeeld van de bekwaamheid van politici? • Een vergelijking tussen Zwitserse kantons toont aan dat de schuldgraad omgekeerd evenredig is met de uitbouw van de Directe Democratie (*). (*) Kirchgässner, Feld en Savioz “Die Direkte Demokratie: Modern, erfolgreich, entwicklungs- und exportfähig.” , 1999

  8. Het gevaarargument • Het referendum wordt volgens dit argument een wapen in handen van de meerderheden om minderheden te onderdrukken en de dictatuur in te stellen

  9. TEGENARGUMENTEN • Van discriminatie van minderheden door referenda zijn geen voorbeelden in de praktijk. • Het gevaar argument is zeker geldig voor een particratie (De dictatuur werd in 1933 in Duitsland door het parlement ingevoerd)‏ • De lijst van ingestelde beknottingen van vrijheden door de particratie is ondertussen indrukwekkend (censuur, wetten tegen de evolutieleer, vakbonden, informatie over contraceptie, informatie over aids, verbod op vrije scholen, discriminatie vrije scholing,….)‏

  10. Een veelgebruikt argument is de late invoering van het vrouwen stemrecht in Zwitserland (1971) tegenover bv. Belgie (1948). Andere staten met referendum democratie hadden echter al veel vroeger beslist om het stemrecht voor vrouwen in te voeren bv Oregon en Colorado (begin 19e eeuw) en in 1920 werd de Federale wetgeving van de US in die zin aangepast. • Uit een studie van “Butler en Ranney 1994” blijkt dat, als de minderheden beter beschermd zouden zijn door verkozenen dan door volksmeerderheden, het verschil hoogstens marginaal kan zijn.

  11. Het macht-van-het-geld argument De personen die over veel geld beschikken, zullen een grote mediacampagne kunnen opstarten, hierdoor het publiek debat beheersen en hun slag thuishalen

  12. TEGENARGUMENTEN • Bij representatieve democratie blijft de financiering van de beinvloeding der politici verborgen. Het systeem van de particratie is dus veel gevoeliger voor manipulatie door grote financiële machten dan Directe Democratie. • Bij een referendum is de financiële inzet duidelijker en bij een goede reglementering zelfs verplicht.

  13. De financiële inzet is zeker niet bepalend voor het slagen van het initiatief. Zo beschikten bv de initiatiefnemers in Montana bij een initiatief tegen kernenergie over 10.000$ en de energiesector sponsorde de voorstanders met 260.000$. Toch behaalden de tegenstanders 65% der stemmen. Wat meer succes heeft is financiering van het afblokken van een initiatief door twijfel te zaaien, misinformatie edm.. • Het is in dit verband belangrijk om te zorgen voor gelijk spreekrecht (fairness doctrine) en een duidelijke financiële regelgeving (beperking van budget, openbaarheid van budgetten en sponsors,..)

  14. Het gebrek aan nuanceringsmogelijkheid • “Er zijn weinig problemen die je met ja of nee kunt oplossen” • De initiatiefnemers van een referendum komen met een uitgewerkt voorstel opzetten, waarna een publieke discussie ontstaat • Het voorstel kan tijdens de discussie niet meer worden veranderd

  15. TEGENARGUMENTEN • Het ganse project van referendum moet vergeleken worden met het representatief systeem. Ook de representatieve democratie eindigt uiteindelijk in “ja” of “neen”. Bovendien is de ervaring over ontwikkelingen in de representatieve democratie ook niet zo positief. (bv het sekte rapport, de Nieuwe Politieke Cultuur, …). Uiteindelijk heeft “de partij” het beslissingsrecht, wat de mogelijkheden van de “volksvertegenwoodigers” teniet doet.

  16. Buiten het Indirect Tegenvoorstel van het parlement, dat ook aan het parlement een rol geeft in de directe Democratie, zijn er enkele experimenten aan de gang in Zwitserland zoals bv de meerkeuzestemming en de ammendering. • Deze experimenten zijn voorlopig enkel op kantonaal vlak, wat niet belet dat ook op Federaal vlak de Directe Democratie evolueert (recent het dubbel ja, initiatie van het facultatief referendum door kantons,.. ). • In elk geval zijn de wijzigingen aan de Directe Democratie door de burgers per referendum goed te keuren. Daardoor is er ook in Zwitserland een grote verscheidenheid in de Directe Democratie op lokaal vlak.

  17. Discreditering van het parlement • De autoriteit van het parlement zal worden ondermijnd wanneer het volk rechtstreeks wetten kan maken

  18. TEGENARGUMENTEN • Dit argument is niet ter zake. Het parlement is geen doel op zichzelf, ware democratie is het streefdoel. Precies omdat volksinitiatieven en facultatieve referenda bestaan (*) zal het parlement zich beter richten tot de volkswil (* wetgevende evolutie in Zwitserland) Bovendien kan het huidige politieke systeem in Belgiëmoeilijk nog verder gediscrediteerd worden.

  19. Gevaar voor het land • Via directe democratie zou de eenheid van België worden bedreigd

  20. TEGENARGUMENTEN • Ook hier dient opgemerkt te worden dat het land er is voor de mensen en niet omgekeerd. Men dient ook onderscheid te maken tussen plebiscieten (Koningskwestie), georganiseerd door de politieke klasse, en een referendum op volksinitiatief waar de burger de agenda bepaald.

  21. In Zwitseland, met zijn vier taalgemeenschappen, wordt aangetoond dat de Federale eenheid niet geschaad wordt door stemmingsresultaten die verschillen per taalgroep. • Wat wél kan is dat gemeenschappen, gemeenten en kantons zich vrij kunnen organiseren volgens de resultaten van referenda. • Dit in tegenstelling met door politici opgelegde beslissingen (Voeren, Komen en Moeskroen, gemeenten met taalfaciliteiten, ..)‏

  22. Overbelasting en kiesmoeheid • Referenda zouden te veel vragen van de kiezers, hierdoor worden ze overvraagd en zijn ze minder geneigd om aan verkiezingen deel te nemen

  23. TEGENARGUMENTEN • Volgens de tegenstanders van de Directe Democratie is de relatief lage opkomst bij referenda (in Zwitserland gemiddeld 40% van de kiesgerechtigden bij Federale referenda) te wijten aan kiesmoeheid en overbelasting. Nochtans speelt hier het mandateringsprincipe zoals in de representatieve democratie. Zij die niet aan de stemming deelnemen geven vrijwillig mandaat aan hen die wél aan de stemming deelnemen.

  24. Zelfs als maar 10% van de kiesgerechtigden gaat stemmen dan is dit nog altijd een véél groter aantal dan de 0,0005% bij een parlementaire stemming. • Niemand, buiten de burger zelf, oordeelt wie bekwaam is, en wie niet, om aan de beslissing deel te nemen. • Een ander element is dat tegenover de afbraak van sociaal kapitaal in onze samenleving de positieve invloed geplaatst kan worden van de noodzaak tot samenwerken in volksinitiatieven.

  25. Manipulatie van de vraagstelling • De vraag zou bij een referendum op een misleidende wijze kunnen gesteld worden, hierdoor zouden kiezers tegen hun eigenlijke overtuiging kunnen stemmen

  26. TEGENARGUMENTEN • In landen en staten waar volksinitiatieven regelmatig voorkomen (Zwitserland, Oregon, Californie, Washington,..) is deze mogelijke manipulatie geen punt. Daar zijn neutrale openbare diensten die scrupuleus toezien op de rechten der burgers en deze laatsten bijstaan met de vraagstelling. Dit in tegenstelling met de wetgeving voor het gemeentelijk referendum in Belgie waar het gemeentebestuur de vraagstelling volledig beheerst en kan misbruiken (Gent)‏

  27. Negatieve vraagstelling (waar men “ja” moet stemmen om het voorstel te verwerpen) en ineengeschoven vraagstelling (USSR) zijn uiteraard te vermijden. Zelfs als er al eens problemen voorkomen met de vraagstelling dan is in elk geval de situatie bij Directe Democratie en referenda véél duidelijker dan bij de representatieve democratie waar het uiteindelijk “de partij” is die beslist en waar men nooit weet waarvoor men kiest. Een Europese grondwet die door volksreferenda werd afgewezen wordt door de zogenaamde “volksvertegenwoordigers” goedgekeurd onder een andere vorm (verdrag van Lissabon).

  28. EINDE

More Related