1 / 35

Laboratorium Diagnostiek AIHA Marijke Overbeeke Masja de Haas

Laboratorium Diagnostiek AIHA Marijke Overbeeke Masja de Haas. Patient P. geb 23-11-1942. Meneer P. wordt op een vrijdagmiddag opgenomen met een Hb van 3.4. Hij is geel en heeft een verhoogd bilirubine LDH is sterk verhoogd Reticulocyten zijn verhoogd Spoedaanvraag bloedtransfusie

zizi
Download Presentation

Laboratorium Diagnostiek AIHA Marijke Overbeeke Masja de Haas

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Laboratorium Diagnostiek AIHAMarijke Overbeeke Masja de Haas

  2. Patient P. geb 23-11-1942 • Meneer P. wordt op een vrijdagmiddag opgenomen met een Hb van 3.4. • Hij is geel en heeft een verhoogd bilirubine • LDH is sterk verhoogd • Reticulocyten zijn verhoogd • Spoedaanvraag bloedtransfusie • Aanvraag: • Directe Coombs en antistofscreening ivm transfusie

  3. Klinisch informatief om onderscheid te maken welke antistoffen gebonden zijn Directe antiglobuline test (DAT) met poly-specifiek antiglobuline reagens, informatie over: DAT, kolomtechniek aan erytrocyt gebonden: of Ig (IgM, IgG, IgA) en/of complement DAT, buisjesmethode

  4. Serologische kenmerken AIHA • Serologische kenmerken zijn een sleutel voor het afbraakmechanisme bij AIHA. • DAT: • IgG en/of IgA en/of IgM en/of complement • Eluaat: IgG/IgA of IgM Let op als iemand recent getransfundeerd is • Vrij circulerende antistoffen • IgG/IgA/IgM en optimale temperatuur om te binden • (Onderzoek naar hemolysinen)

  5. AIHA indeling • Warmte autoantistoffen (82%) • Meestal IgG, • Zelden alleen IgA (ernstig ziektebeeld!) • Zelden alleen IgM met complement binding • Koude autoantistoffen (16%) • Autoagglutinatie door IgM • Soms IgG (DL antistoffen) • Complement binding • Soms tot 30 oC en 37 oC reactief • Combinatie warmte en koude antistoffen • Antistoffen tegen medicijnen en/of derivaten

  6. Bloedbaan: IgM of IgG-veroorzaakte fixatie van complement en opbouw membrane attack complex: intravasculaire lysis Complement activatie tot MAC Afbraakmechanismen bij AIHA Milt: Met name IgG- of IgA gemedieerde extravasculaire lysis Lever: Met name complement-gemedieerde extravascualiare lysis

  7. Patient P: serologisch onderzoek • Directe antiglobuline test (DAT) • Polyspecifiek 3+ anti IgA - • Anti IgG 3+ anti IgM - • Anti C3d - controle - • Eluaat positief met alle cellen 3+ • Serum onderzoek • IAT positief met alle cellen • 16oC negatief

  8. Warmte autoantistoffen • In serum • rhesus specifiek bv auto anti e of auto anti D • rhesus “aspecifiek” tegen totaal rhesus eiwit gericht • combinatie specifieke en “aspecifieke”antistof • Kell “aspecifiek” tegen hele Kell eiwit gericht • Meestal zijn alle cellen uit panel positief en is het niet mogelijk • compatibel donor bloed te vinden

  9. Alle cellen uit panel positief

  10. Alle cellen uit panel positief • Vraag : • Zijn er naast de autoantistoffen ook alloantistoffen aanwezig? • Worden getransfundeerde donor- erytrocyten door alloantistoffen sneller en effectiever afgebroken dan door autoantistoffen? • Geen data bekend om deze vraag te beantwoorden

  11. Hoe vaak komen alloantistoffen voor bij AIHA patienten? • In literatuur 15% - 43% • Enquete Vox Sanguinis 25% - 47%

  12. Wanneer zijn alloantistoffen bij transfusie van een AIHA patient in ieder geval van belang? • als er complement bindende alloantistoffen aanwezig zijn (ander afbraakmechanisme) • als de anemie een andere oorzaak heeft (bv bij een bloeding) • als transfusie nodig is voor een chirurgische ingreep en er geen hemolyse is • In het algemeen moet men daarom bij transfusie van AIHA patient zoveel mogelijk rekening houden met aanwezigheid van alloantistoffen

  13. Methoden om alloantistoffen aan te tonen • Verdunning van het serum 1:3 of 1:5 • Autologe adsorptie • Allogene adsorptie • Specifieke test voor aantonen complement bindende alloantistoffen • Typering antigenen; welke allo-antistoffen kan een patient maken of gemaakt hebben?

  14. Werkwijze allogene adsorptie Serum Adsorptie Cel 1 Cel 2 Cel 3 panel panel panel

  15. Allogene Adsorptie erytrocyten Donor cel 1 O CCDee kk Fy(a+b+) Jk(a+b-) SS Anti C D e k Fya Fyb Jka S +asp. Anti c E K Jkb s Donor cel 2 O ccDEE kk Fy(a+b-) Jk(a+b-) ss Anti C e K Fyb Jkb S Donor cel 3 O ccdee Kk Fy(a-b+) Jk(a-b+) ss Anti C D E Fya Jka S

  16. Onderzoek naar complement bindende allo-antistoffen • Indirecte II staps anti complement test • Serum + screeningscellen • Incubatie (binding antistoffen) • Wassen (verwijdering niet gebonden antistoffen) • Toevoegen vers complement • Incubatie (binding complement) • Wassen (verwijdering niet gebonden complement) • Anti C3c (aantonen gebonden complement)

  17. Typering van patient levert info over “mogelijke” of te vormen alloantistoffen • Let op als iemand getransfundeerd is!! • Rhesus, Kell type (monoclonale antistoffen) (DNA) • Kidd type (monoclonale antistoffen) (DNA) • Duffy type (DNA) • Ss type (monclonale antistoffen)(DNA) • Typering op DNA niveau is ook mogelijk na een transfusie

  18. Transfusieadvies • Compatibel voor Complement bindende alloantistoffen • Compatibel voor alloantistoffen • Preventie alloantistofvorming (Rhesus en K ) (consensus CBO) • Compatibel voor specifieke autoantistoffen (in geval van ernstige hemolyse) als er geen sterke aspecifieke antistoffen zijn

  19. Urgente gevallen…. • Serologische procedure adsorptie duurt tenminste 4-5 uur • Selecteer Rhesusfenotype compatibel en K negatieve erytrocyten • Selecteer zo mogelijk voor het Kidd type , Duffy, en S s type • (in volgorde)

  20. Patient S geb 10-03-1970 • Mevrouw wordt opgenomen met een laag Hb (4.0) en heeft recent een virusinfectie gehad • DAT is positief met polyspec. AHG en anti C3d en controle is ook positief • Bij ABO/RhD bloedgroepbepaling een probleem: • Alles is positief, erytrocyten agglutineren al spontaan (autoagglutinatie) • Dit zijn IgM antistoffen • Transfusieadvies?

  21. IgM koude auto antistoffen • Autoagglutinatie • Complement bindend • Koude agglutininesyndroom • Antistoffen reactief • < 15 C geen klinisch belang • > 15 C- 20 C correlatie met infectie • > 30 C hemolyse in vivo • Specificiteit: anti I, IH, H, i

  22. IgM koude autoantistoffen bij mevr S • Bepaling DAT en ABO Rhesus na wassen 37oC zout • Onderzoek naar aanwezigheid van alloantistoffen bij 37oC verrichten.(voorkeur na adsorptie autoantistoffen door 4oC monster) • Onderzoek naar klinisch belang koude autoantistoffen bij 30oC verrichten (bij voorkeur met serum afgenomen op 37oC) • Vermijd toediening van erytrocyten direct uit de koelkast.

  23. Patient T. geb 03-03-06 Kind 4jr Infectie gehad. Buiten gespeeld (winter) Na binnenkomst: bleek, rode urine Intravasculaire hemolyse, oorzaak? Transfusie advies?

  24. Patient T. geb 03-03-06 • DAT alleen positief met anti Complement • serum negatief in IAT • enkele cellen soms zwak in kolom test Ivm klinisch verhaal onderzoek naar bifasische hemolysinen: alleen positief in Donath Landsteiner test

  25. Bifasische hemolysinen • Intravasculaire hemolyse • Klinisch beeld kenmerkend: • antistoffen binden bij lage temperatuur in capillaire vaatjes • Complement activatie in circulatie bij 37C

  26. IgG bifasische hemolysinen • DAT alleen positief met anti Complement • Meestal niet aantoonbaar in normale IAT • Specificiteit vaak anti P • Complement bindend IgG antistoffen en intravasculaire hemolyse veroorzakend • Bepaling complement gehalte: indien verlaagd: • soms P negatieve erytrocyten geindiceerd

  27. Wanneer onderzoek AIHA? • Wanneer er hemolyse is • Wanneer er aanwijzingen zijn voor autoantistoffen bij het pretransfusieonderzoek • Laboratorium heeft “plicht” informatie uit onderzoek te melden aan behandelaar • Info over soort autoantistoffen is van belang voor debehandeling van de patient

  28. Communicatie is belangrijk ziekenhuis lab Behandelend arts Referentie lab

  29. IgM warmte auto antistoffen • altijd complement bindend !! • DAT positief met anti C3d • directe type intravasculaire hemolyse in vitro hemolyse met ery’s in PBS • indirecte type extravasculaire hemolyse in vitro hemolyse met enzym behandelde ery’s Vaak anti I

  30. IgM warmte autoantistoffendirecte type • Compatibele transfusie meestal niet mogelijk! • In extreme gevallen kan overwogen worden I negatieve erytrocyten te ontdooien • Bepaling complementgehalte :indien verlaagd • gewassen erytrocyten, vermijd toediening extra complement

  31. IgM warmte autoantistoffenindirecte type • Bij antistofscreening en kruisproeven vaak “onverklaarbare” agglutinatie reacties in BSA IAT, PEG IAT en/of LISS IAT • Test voor hemolysinen • Screening herhalen met anti IgG en/of na DTT behandelen

  32. (Auto) immuun hemolytische anemie positieve DAT • Autoantistoffen • Hemolytische anemie • gecompenseerde erytrocytenafbraak • geen erytrocytenafbraak • antistoffen tegen medicijnen/derivaten • alloantistoffen • (uitgesteld) hemolytische transfusiereactie • Hemolytische ziekte pasgeborene

  33. (Auto) immuun hemolytische anemie positieve DATandere oorzaken • (beenmerg) transplantatie (anti A / B) • Intraveneusgammaglobuline (anti A / B) • Trombocytenconcentraat (anti A / B)

  34. Patient met positieve DATmedische anamnese • Hemolyse?? Hemolyse parameters • Transfusie en zwangerschapsanamnese? • Transplantatie? • Medicijnen? • Intraveneus gammaglobuline? • Trombocytenconcentraat?

More Related