1 / 43

Spijsvertering

Spijsvertering. Of wat gebeurt er met onze voeding. Het spijsverteringsproces. Opname van voedsel Vloeibaar maken Verteren Opname in bloed Verwijderen van onverteerbare resten. Het spijsverteringskanaal. De mond. Ingang van spijsverterings- en ademhalingskanaal Binnenkant slijmvlies

vicky
Download Presentation

Spijsvertering

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Spijsvertering Of wat gebeurt er met onze voeding

  2. Het spijsverteringsproces • Opname van voedsel • Vloeibaar maken • Verteren • Opname in bloed • Verwijderen van onverteerbare resten

  3. Het spijsverteringskanaal

  4. De mond • Ingang van spijsverterings- en ademhalingskanaal • Binnenkant slijmvlies • Tong wordt gebruikt voor proeven en vermengen • Achter in de mond de keelholte (farynx)

  5. De mond • Tanden en kiezen vermalen het voedsel • Speekselklieren vermengen voedseldeeltjes • Enzym ptyaline zet zetmeel (koolhydraten) omin suiker • Speekselvorming gebeurt reflectorisch onder invloed van smaak , geur en kleur

  6. De mondholte

  7. Slokdarm of oesophagus • Brengt voedsel via peristaltische bewegingen van de mond naar de maag. • Heeft verder geen functie in voedselafbraakproces

  8. oesophagus

  9. De maag ( ventriculus) • Opslag, opdat de dunne darm niet in 1x te veel tegelijk hoeft te verwerken • Maagwand scheidt maagsap af (vertering en doden bacteriën) • Voedsel wordt gekneed en vermengd • Via peristaltiek vervoerd naar dunne darm

  10. maag (oesophagus) (cardia) (duodenum)

  11. maag

  12. De maag ( ventriculus) • Binnenste laag : slijmvlies. Deze geven af: • Slijm • Zoutzuur: bescherming tegen infecties • Enzymen : kathepsine , pepsineafbraak eiwitten (10%)en lebferment(uitvlokken van caseïne in melk • Intrinsic factor nodig voor vorming van erytrocyten ( vit. B12) • Verzorging vanuit zenuwstelsel door: nervus vagus en sympaticus

  13. Mechanisme van de lediging van de maag • Zuur voedselbrokje verlaat de maag d.m.v. peristaltiek • De pylorus blijft daarna gesloten tot het zure voedselbrokje geneutraliseerd is door het alvleeskliersap (natrium bicarbonaat) • Openen en sluiten gebeurt ± 1x per minuut

  14. Mechanisme van de lediging van de maag • Maagsapafscheiding gebeurt reflectorisch: geur, kleur en smaak, maar ook een prettige omgeving in tegenstelling tot somberheid (Pavlow-reflex) • Door vertering van voedsel komt gastrine vrij en via bloed worden de klieren weer geprikkeld, maar dan langduriger

  15. Dunne darm duodenum jejunum ileum

  16. Dunne darm • Voortbewegende en samenknedende functie (peristaltiek) • Secretorische functie ( darmsappen) • Resorberende functie: opname van voedingsstoffen in bloed en lymfe

  17. Dunne darm • Totale lengte 5- 6 meter • Duodenum 12 vingers (± 30 centimeter) hierin komen uit: ductus choledochus en ductus pancraticus • Jejunum en ileum ( moeilijk te onderscheiden) • Eindigen haaks op colon via klep (valvula) van Bauhin( belet terugvloeien van dikke darminhoud naar ileum

  18. Duodenum

  19. De secretorische functie van de dunne darm • In het duodenum wordt onder invloed van alvleessap en gal de voedselbrok alkalisch gemaakt. Alle enzymen in de dunne darm werken slechts in een alkalisch milieu. • De volgende enzymen komen in de dunne darm voor: erepsine eiwitsplitsend disaccherasen (maltase,invertase en lactase) koolhydraatsplitsend enterokinase zorgt voor activering van het eiwitsplitsend enzym trypsine (uit pancreas)

  20. De resorberende functie van de dunne darm

  21. De resorberende functie van de dunne darm • Het ileum is voornamelijk verantwoordelijk voor de opname van vetten en andere voedingsstoffen • De darmwand geeft slijm en water af om de darminhoud vochtig te houden en de verteerde voedseldeeltjes op te lossen. • De vetten en andere voedingsstoffen worden in de darmvlokken (villi) opgenomen en via bloed- en lymfvaten via vena porta naar de lever vervoerd. • Naarmate de darminhoud verder in de dunne darm komt wordt hij steeds vloeibaarder door toevoeging van water, slijm, gal en enzymen

  22. Dikke darm

  23. De functie van de dikke darm • In de dikke darm worden geen spijsverterings-sappen meer toegevoegd, alleen wat slijm • Er vindt indikking van de resterende voedsel-massa plaats door onttrekken van water • Darmflora : functie aanmaak vit. K, verterings-proces van eiwitten ( rotting) en van kool-hydraten (gisting) Bekendste bacterie coli baccil • Uitscheiding van zouten uit het bloed ( calcium,magnesium en ijzer)

  24. Ontlasting • Bestaat uit voedselresten, gedeeltelijk onverteerbaar • Water en slijm • Dode bacteriën • Afgestoten darmwandcellen • Zouten • Galkleurstof, waardoor de ontlasting gekleurd is.

  25. Hoedanigheden van de ontlasting • Vorm: normaal gebonden en worstvormig dun, brijig, zeer hard of “bandvormig” • Kleur : -bruin bij vlees • bruingeel bij plantaardige kost • geel bij overwegen melkprodukten • grauw-wit (stopverf) bij ontbreken gal • rood door bloed • zwart (teer) bij bloeding in maag of dunne darm • grijszwart bij geneesmiddelen (norit, ferro) • Groen bij chemisch proces van galkleurstof • Bijmenging : slijm, pus of bloed • Geur afhankelijk van voeding en vertering

  26. Dikke darm • De dikke darm is ongeveer 120 cm lang en 7cm in doorsnee en bestaat ui drie delen: • Blinde darm ( coecum) linksonder in de buik . De dunne darm mondt hierin uit. Het wormvormig aanhangsel wordt appendix genoemd. • Colon bestaat uit vier delen: colon ascendens, colon transversum, colon descendens en het colon sigmoideum • De endeldarm (rectum) met aan het eind de anus

  27. coecum

  28. Colon

  29. Rectum

  30. Wand dikke darm Colonwand • De wand van de dikke darm is opgebouwd uit dezelfde vijf lagen als de rest van het spijsverteringskanaal. Uniek voor de wand van de dikke darm zijn de drie dikke spierbundels die over de hele lengte van de darm lopen. Zij geven de dikke darm zijn gebobbelde uiterlijk en zorgen ervoor dat de hele darm op hetzelfde moment krachtig kan samentrekken.

  31. Pancreas

  32. Pancreas De alvleesklier of pancreas, een van de grootste klieren van het lichaam, bestaat eigenlijk uit twee klieren. • Het is een endocriene klier die hormonen produceert, waarvan insuline de meest belangrijke is. • Het is ook een exocriene klier - dus een klier die in een afvoer gang of andere holte uitkomt en niet direct in het bloed. De alvleesklier ligt achter de maag tegen de achterkant van de buikholte en tussen het duodenum en de milt .

  33. Lever ( hepar)

  34. Lever De lever is de grootste en zwaarste klier in ons lichaam met vele onmisbare functies, hij weegt 1,5 tot 2 kilo. Hij ligt aan de rechterkant achter de ribben.  Het bloed met opgenomen voedingsstoffen uit de darmen komt via de poortader de lever binnen. In de lever wordt dit bloed nagekeken en de stoffen die er in zitten worden verwerkt.  Het gezuiverde bloed komt via de onderste holle ader terecht in de rechter boezem van het hart. Gifstoffen kunnen afgevoerd worden via de gal. De lever produceert per etmaal 500 - 1000 ml. gal

  35. Lever • De lever heeft heel veel functies, debelangrijkste zijn wel: • Galvormingvoor vetering van vetten • Het omzetten van glucose (koolhydraten) in glucogeen en terug. • Van afgebroken aminozuren eigen eiwitten maken. (albumine, globuline en fibrinogeen) • Vorming van vit. A uit carotine. • Vorming van protrombine onder invloed van vit.K • Opstapelen van vit. B, C en E. • Gifstoffen omzetten of binden en opslaan. • De levercellen scheiden gal af, die in de spleten tussen de cellen terechtkomt en vervolgens afgevoerd wordt via galcapillairen, die zich verenigen tot galgangen.

  36. Eiwitmetabolisme Inwerkende enzymen: in de maag: kathepsine pepsine in duodenum: trypsine in ileum: erepsine Dan aminozuren, deze worden door de darmvlokken opgenomen Via de haarvaatje om de darmvlokken in de poortader ( vena porta) In de lever worden er de lichaamseiwitten van gemaakt: albumine, globuline en fibrinogeen Overtollige eiwitten worden omgezet naar ureum en via de nieren uitgescheiden

  37. Koolhydraatmetabolisme Inwerkende enzymen: in de mond: ptyaline in pancreas : diastase leidt tot di-sachariden in ileum: maltase invertase lactose leidt tot monosachariden Dan monosachariden, deze worden door de darmvlokken opgenomen Via de haarvaatje om de darmvlokken in de poortader ( vena porta) In de lever worden monosachariden ( fructose en galactose) opgeslagen als glycogeen De omzetting van glucose naar glycogeen en omgekeerd gebeurt op basis van insuline en adrenaline

  38. Vetmetabolisme Inwerkende enzymen: in pancreas : lipase vet wordt vetzuren en glycerine in gal: galzure zouten maakt kleine vetbolletjes, waardoor lipase er op in kan werken Dan glycerine en vetzuren onder invloed van galzuur, deze worden door de darmvlokken opgenomen Via de chylvaten ( lymfestelsel) om de darmvlokken in de linker sleutelbeenader ( vena subclavia) In het lichaam worden de vetzuren en glycerine omgezet in menselijk vet

  39. Watermetabolisme Het lichaam bestaat voor 2/3 deel uit water Het dient als oplosmiddel Als transportmiddel En helpt bij de regulering van de temperatuur

  40. Zoutmetabolisme • De als voedsel opgenomen zouten dienen voor: • Opbouw weefsel (ca en magnesium voor beenderen) • Bestanddeel belangrijke stoffen ( Fe in hemoglobine, jodium in schildklierhormoon, Natrium in bloed) • Om de samenstelling van de zuurgraad ( Ph-waarde) in het bloed constant te houden

  41. Vitaminemetabolisme In water oplosbaar: vit. B en C In vet oplosbaar : vit A,D,E.K

  42. Waarvoor dienen de vitaminen Vit A ( boter, melk, levertraan) groei en in stand houden van epitheelweesel Vit B 1 ( vliesrijst, volkorenbrood) verbranding van koolhydraten B2 ( biergist, lever,melk) voor enzymen en groei B12 extrinsic factor voor aanmaak van erythrocyten Vit C (citrusvruchten,groenten, melk) ademhaling van de cel Vit D ( melk, levertraan en bestraling) calcium stofwisseling Vit E (tarwekiemen, eieren,groene planten) voortplanting Vit K ( groene planten) vorming van protrombine ( bloedstolling)

  43. …dus

More Related