1 / 25

Eernewoude Maart 2012

Hoe brengen we hoogbegaafde leerlingen tot excellente prestaties? Wim van de Grift in samenwerking met leraren van het Beyers Naudé gymnasium in Leeuwarden. Eernewoude Maart 2012. Waarom is excellentie belangrijk?. %leerlingen > niveau 4 bij PISA 2009.

vicky
Download Presentation

Eernewoude Maart 2012

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Hoe brengen we hoogbegaafde leerlingen tot excellente prestaties?Wim van de Griftin samenwerking met leraren van het Beyers Naudé gymnasium in Leeuwarden Eernewoude Maart 2012

  2. Waarom is excellentie belangrijk?

  3. %leerlingen > niveau 4 bij PISA 2009

  4. %leerlingen >niveau 4 bij PISA 2000-2009

  5. Wat is hoogbegaafdheid? Hoogbegaafdheid is: any innate capacity that enables an individual to display exceptionally high performance in a domain that requires special skills and training (Simonton, 1999)

  6. We vinden het nu vrij normaal om aandacht te besteden aan hoogbegaafdheid, maar dat is niet altijd zo geweest • In West-Europa werd na 1945 weinig aandacht besteed aan kinderen met een groot potentieel • Met name zwakkeren kwamen in het centrum van de aandacht te staan • Versterkt door het nationaal socialisme werd aandacht voor hoogbegaafdheid gezien als verwant aan verkeerde ideologieën (Peters, 2002) We

  7. Hoogbegaafdheid manifesteert zich op: • Cognitief gebied • Muzikaliteit • Sport • ICT • Creatief probleem oplossen • Praktische vaardigheden • Sociale vaardigheden

  8. Toespitsing 1: Cognitief gebied Ingrediënten van hoogbegaafdheid • Hoog IQ (Lewis, 1954) • Sterke intrinsieke motivatie (Csikszentmihalyi et al 1993; Van Rossum, 1998; Renzulli, 1990) • Creativiteit (Renzulli, 1990) Hoog IQ

  9. Onderpresteerders zijn: Leerlingen die niet de prestaties leveren die we op grond van hun capaciteiten mogen verwachten (Ziegler & Heller, 2000)

  10. Toespitsing 2: Onderpresteren bij: • hoogbegaafde leerlingen • begaafde leerlingen

  11. De detectie van hoogbegaafden

  12. 17% van de 154 gymnasiasten (26 lln) heeft op een toets voor abstract redeneren (op één na) alle opgaven goed. van deze 17% heeft • 6% als gemiddeld cijfer een acht of een negen • 11% gemiddeld een zes (3 leerlingen) of een zeven (13 leerlingen). • Kortom 11% van de gymnasiasten presteert onder het niveau dat op grond van hun zeer hoge abstract redeneervaardigheid verwacht kan worden

  13. Vier leraren is gevraagd om bij de groep van 154 gymnasiasten de onderpresteerders aan te wijzen • Zij traceerden in totaal 19 onderpresteerders • Eén van deze leerlingen werd door twee leraren aangewezen; de overige leerlingen werden door één leraar aangewezen • Twee leerlingen werden zowel door een leraar als door de abstract redeneertoets getraceerd • Van zes leerlingen kunnen we zeggen dat ze in de meetfout van de toets voor abstract redeneren vallen • 11 leerlingen hebben voor een gymnasiast een normale score op abstract redeneren, maar er is geen reden om te denken dat een 8, 9 of 10 hadden moeten scoren

  14. Maak onderscheid tussen: • minder en meer begaafde onderpresteerders • chronische en situationele onderpresteerders • verborgen en manifeste onderpresteerders • algemene en specifieke onderpresteerders (McCall, Evahn & Kratzer, 1992)

  15. Wat is bekend over de ontwikkeling van hoogbegaafden? En Wat kunnen leraren doen om hoogbegaafden tot excellentie te brengen?

  16. In Nederland: Tegenstrijdige opvattingen over ontwikkeling van hoogbegaafdheid De Groot (1985): • ontwikkeling van hoogbegaafdheid is intern gedreven, en • onafhankelijk van omgeving Hoogbegaafden hoeven niet gevoed te worden met intellectuele uitdagingen door anderen De intelligente mens creëert zelf problemen tijdens alledaagse situaties en tracht daarvoor oplossingen te vinden Mönks (1985): een hoogbegaafd kind komt tot hoge prestaties wanneer • motivatie, • creativiteit, en • hoge intellectuele capaciteiten in hoge mate aanwezig zijn, én • er een positief stimulerende sociale omgeving (gezin, school, en leeftijdsgenoten) aanwezig is, én • al deze factoren in onderlinge harmonie zijn De ontwikkeling stagneert wanneer het niet voortdurend wordt gevoed met uitdagende leer- en oefenstof te

  17. Sternberg (2001) ziet zes sleutelelementen voor de ontwikkeling van begaafdheid: • Metacognitieve vaardigheden • Studievaardigheden • Denkvaardigheden • Kennis • Motivatie • Context

  18. Kenmerken van onderpresteerders Onderpresteren komt meer voor bij: • Jongens dan bij meisjes (3:1) (McCall et al., 1992; Peters et al., 2000) Er zijn correlaties gevonden tussen: • SES • Familiegrootte • Grootte van de woonplaats • Werkende moeder • Gescheiden ouders Deze correlaties gaan echter niet altijd één richting op (McCall et al., 1992; Peters et al., 2000)

  19. Problemen van getalenteerde leerlingen Sociaal emotionele problemen • Vaak wordt verondersteld dat cognitief zeer begaafde leerlingen problemen van sociaal emotionele aard in het onderwijs ondervinden • Sociaal emotionele problemen zouden gedeeltelijk een verklaring vormen voor onderpresteren • Veel empirisch onderzoek naar deze veronderstelling is er echter niet • Guldemond et al (2004) hebben aangetoond dat hoogbegaafde leerlingen niet meer leer- en/of sociale problemen hebben dan begaafde leerlingen

  20. Problemen van getalenteerde leerlingen Motivatie • Motivatie is een belangrijke determinant van talentontwikkeling (Terman & Oden, 1947; Rimm, 1986; en Butler-Por, 1993; Peters, Grager-Loidl & Supplee, 2000; Sternberg ,2001)

  21. Sociale vergelijking (Festinger, 1957) • Een individu vergelijkt de eigen mening en eigen vaardigheden continu met die van anderen • De opwaartse vergelijking met de net iets betere zou tot een toename van prestaties leiden (Onderzoek van Gibbons (1999) spreekt dit overigens tegen) • De neerwaartse vergelijking is gunstig voor een positiever zelfbeeld

  22. Ònderwijsaanpassingen • versnellingsprogramma’s • verrijking • binnen de klas • in plusklassen (buiten de klas) • in zomerprogramma’s • aparte klassen voor hoogbegaafde leerlingen • aparte scholen voor hoogbegaafde leerlingen. Leerarrangementen voor hoog begaafde leerlingen hebben een positief effect op de prestaties, maar verschillen tussen de arrangementen zijn niet goed aan te tonen (Hoogeveen et al, 2004)

  23. Het Big-Fish-Little-Pond Effect • het academisch zelfbeeld en de prestaties worden voor een groot deel beïnvloed wordt door het vaardigheidsniveau van medeleerlingen in de directe omgeving (Marsch, 1984a, 1984b; Marsch & Parker 1984; Marsch & Hau, 2003) • Gemiddeld presterende leerlingen op een school met een hoge gemiddelde prestaties hebben een negatiever zelfbeeld dan gemiddeld presterende leerlingen op een school met een lage gemiddelde prestaties (Marsch & Hau, 2003) • Educationally disadvantaged leerlingen hebben in het speciaal onderwijs een hoger academisch zelfbeeld dan in reguliere mixed-ability klassen en in geïntegreerde klassen (Chapman, 1988) • Drastisch versnelde hoogbegaafde leerlingen hebben sterk verminderde academische zelfbeelden (omdat ze hun prestaties en vaardigheden vergelijken met die van oudere kinderen) (Gross, 1992;1993) • Hoogbegaafde leerlingen die in dezelfde leeftijdsgroep blijven (dus ‘niet-versnelden’) hebben een hoog academisch zelfbeeld (omdat ze hun vaardigheden met die van leeftijdsgenoten vergelijken) (Gross, 1992;1993)

More Related