1 / 54

Ondernemingsplan maken

Ondernemingsplan maken. Ondernemingsplan. Waarom: Je schrijft geordend op wat je gaat doen. Het dwingt je goed na te denken over wat je wilt en hoe je dat gaat bereiken

theola
Download Presentation

Ondernemingsplan maken

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Ondernemingsplan maken

  2. Ondernemingsplan • Waarom: • Je schrijft geordend op wat je gaat doen. Het dwingt je goed na te denken over wat je wilt en hoe je dat gaat bereiken • Als je geld wilt lenen bij een bank, wil de bank weten of je idee levensvatbaar is. De bank wil daarom een goed onderbouwd plan zien. • Een ondernemingsplan is een hulpmiddel bij de uitvoering van je plan. Doe je we alles wat in het plan staat.

  3. Ondernemingsplan • Jullie gaan in de komende acht lessen een eigen ondernemingsplan schrijven • In tweetallen. Kies dus iemand waarmee je goed kunt samenwerken • Je schrijft een plan. • Je mag daarnaast ook een website of een filmpje maken

  4. Ondernemingsplan • Je plan wordt beoordeeld op: • Creativiteit: heb je een goed idee en ga je dat op een originele manier uitwerken in je plan? • Gebruik je multimedia (film, website etc)? • Is je plan realistisch en samenhangend?

  5. Ondernemingsplan • Je plan wordt beoordeeld op: • Lay out en opmaak: ziet je plan er netjes en overzichtelijk uit en schrijf je correct Nederlands? (maak een inhoudsopgave, voorblad en paginanummering) • Staat alles erin? • Heb je goed samen gewerkt??

  6. Ondernemingsplan Ondernemingsplan in acht stappen • Ken jezelf als ondernemer: vandaag • Wat is je idee? • Je bedrijf oprichten • Wie zijn je klanten en wat willen ze? • Hoe bereik je de klanten? • Organiseer je bedrijf • Regel het geld • Voer je plan uit: afronden en inleveren van je plan

  7. Ondernemingsplan • Uitleg docent • Uitwerken opdrachten in je plan • Uitwerken in lokaal, computerlokaal en thuis

  8. 1. Ondernemingsplan • Zoek een partner waarmee je het plan maakt • Ga naast je partner zitten

  9. 1. Ondernemingsplan: opdracht 2 • Onderzoek met elkaar je ondernemers- kwaliteiten • Lees het overzicht met negen ondernemerskwaliteiten • Denk na over welke kwaliteiten jij beschikt. • Vul vervolgens je kwaliteiten in de invullijst in. • Vergelijk beide lijsten. Geef in het plan aan of je elkaar aanvult; de een is goed in iets waar de ander minder goed is. • Zet de ingevulde lijst in je plan. • Je maakt het plan met zijn tweeën. Er komen dus twee lijstjes met kwaliteiten in jullie plan

  10. 1. Ondernemingsplan: opdracht 3 • Doe de test op de site van de Kamer van Koophandel: KvK.nl: ondernemerschapstest. Ben ik geschikt als ondernemer?? • Schrijf de persoonlijke toelichting bij de uitslag van de test in je plan • Je werkt met zijn tweeën; er komen dus twee uitslagen in je schrift. • Zet in je plan of je elkaar aanvult of niet

  11. Hoofdstuk 2. Wat is je idee • In de eerste les hebben we gekeken naar de eigenschappen waarover je moet beschikken als ondernemer. • Ben je geschikt als ondernemer? • Vandaag is de 2e les. • Ga eerst naast je partner zitten.

  12. Hoofdstuk 2.Idee • Een bedrijf starten begint meestal met een goed idee? • Maar wat is een goed idee? • Jullie krijgen vandaag een goed idee. • Je maakt de twee opdrachten in de klas • Je werkt daarna de opdrachten uit in het computerlokaal.

  13. Hoofdstuk 2. Idee: opdracht 1 • Bedenk met je partner een goed idee voor een eigen bedrijf? Beantwoord de volgende vragen. Neem de uitwerking op in je ondernemingsplan (hoofdstuk 2) • Beschrijf het product of de dienst die je gaat maken • Maak ook een tekening van het product. • Bepaal de doelgroep van je product/dienst. Voor wie ga je het product/dienst maken? • Waarom denk je dat de doelgroep jouw product nodig heeft? • Wat maakt jouw product uniek?

  14. Hoofdstuk 2. Idee: opdracht 2 • Als je klaar bent met je idee en de uitwerking daarvan, ga je het idee voorleggen aan een ander duo. • Je zoekt een ander duo op en vraagt aan dat duo wat zij van jullie idee en uitwerking vinden. Dat andere duo stelt dezelfde vraag aan jullie. • Dat doen jullie m.b.v. de volgende vragen

  15. Hoofdstuk 2. Idee: opdracht 2 • Is het idee origineel? • Is het idee goed uitgewerkt? • Is het idee haalbaar? • De reactie van het andere duo op jullie plannen neem je op in je ondernemingsplan (hoofdstuk 2) • Je mag op basis de reactie je idee en uitwerking aanpassen

  16. Hoofdstuk 2. Idee: opdracht 3 • Lees artikel • Inleveren als huiswerk volgende les • Beantwoord samen met je partner de volgende vragen: • Wat vind je van de kop: “”ondernemer ben je gewoon, daar kun je niet voor studeren””. • Wat is kenmerkend voor alle ondernemers? • Hoe kwamen de ondernemers aan geld om hun bedrijf te beginnen? • Waarom willen mensen ondernemer worden?

  17. Hoofdstuk 3: bedrijf oprichten • Gaat om de volgende dingen • Bedenk een naam voor het bedrijf • Kies een rechtsvorm • Kies een locatie • Personeel

  18. Opdracht 1: naam • Bedenk een naam en logo voor je bedrijf • Hou rekening met de tips van de KvK

  19. Opdracht 2: locatie Denk na over de locatie en zet de onderstaande antwoorden in je ondernemingsplan: • Bepaal de locatie van je bedrijf. Waar ga je zitten? Denk aan het filmpje van de ondernemer in de Warmoesstraat. • Motiveer waarom je juist die locatie kiest. • Geef gemotiveerd aan of je online en/of in een winkel gaat verkopen

  20. Opdracht 3: personeel Denk na over jouw personeel en zet de antwoorden op onderstaande vragen in je plan. • Bepaal of je personeel nodig hebt voor je bedrijf • Zo ja, hoeveel personeel heb je nodig? • Wat moet jouw personeel kunnen? • Waar ga jij dit personeel werven, met andere woorden hoe kom je aan het juiste personeel.

  21. Opdracht 4: rechtsvorm • Ga naar de site van de KvK en schrijf de antwoorden op de volgende vragen in je ondernemingsplan: • Wat is een rechtsvorm? • Welke rechtsvormen zijn er? • Welke rechtsvorm kiezen jullie en waarom?

  22. Hoofdstuk 4: de markt Vandaag • Wat zijn sterke en zwakke punten? • Wat zijn kansen en bedreigingen? • Wie zijn mijn klanten en hoe ga ik ze benaderen (p’s van marketing)

  23. Van Moof • Bekijk filmpje: van Moof • Wat zijn sterke en zwakke punten van vanMoof? • Wat zijn de kansen en bedreigingen van vanMoof?

  24. Sterkte/zwakte analyse • Waar ben ik goed in? • Waar ben ik niet goed in? • Waar liggen mijn kansen? • Waar liggen mijn bedreigingen?

  25. Marketing • Marketing: hoe kan ik meer verkopen. • We denken na over vijf P’s • Prijs: welke prijs ga ik vragen? Geef ik kortingen? • Plaats: waar vestig ik mij en waarom daar? Heb ik een webshop? • Product: hoe ziet mijn product eruit? • Promotie: reclame en acties • Personeel: personeel is visitekaartje van de je onderneming. Dus erg belangrijk.

  26. voorbeeld • Restaurant Totzo bij mij in de buurt • Is een restaurant:maar ook: • Kinderfeestjes • Bedrijfsuitjes • Kookworkshops • Recpeties

  27. Opdracht 1 • Jullie maken een sterkte/zwakte analyse van je eigen bedrijf

  28. Opdracht 2: marketing • Denk met behulp van de vijf p’s na hoe jij je product of dienst gaat aanbieden. Beantwoord daarbij de volgende vragen: • Prijs: Welke prijs/prijzen ga jij vragen? • Prijs: Waarom vraag jij die prijzen? • Plaats: Waar zit je bedrijf en waarom daar? • Plaats: Heb jij een webshop? • Product: Beschrijf je product: hoe ziet het eruit, wat kun je ermee doen? • Personeel: aan welke eisen moet het personeel voldoen om bij jou te kunnen werken? • Personeel:

  29. Planning • 10 januari: promotie en begroting • 17 januari: de balans • 24 januari: afronden en inleveren plan

  30. Hoofdstuk 5 • Vandaag: drie opdrachten voor je ondernemingsplan • Opdracht 1: maak een promotie uiting: filmpje, folder, poster of website • Opdracht 2: Bepaal de hoogte van je afzet, omzet, inkoop en kosten voor 2014. Zorg ervoor dat het realistisch is. • Opdracht 3: Teken een begroting voor 2014 voor je bedrijf. Zorg dat die begroting er mooi uitziet.

  31. Begroting • Overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven over een bepaalde periode (b.v. maand of jaar) • Is handig omdat je dan weet of je winst of verlies gaat maken. • De bank wil ook weten of je winst maakt, anders geven ze je geen lening. • Een begroting maak je vooraf, dus voordat je gaat beginnen

  32. Begroting • Een bedrijf maakt een begroting • Opbrengsten staan rechts en noemen we omzet • Omzet wordt berekend door de verkoopprijs te vermenigvuldigen met de afzet (het aantal verkochte eenheden)

  33. Begroting • Stel Jeansstore verkoopt 1.000 (=afzet) spijkerbroeken voor € 100, dan is de omzet € 100.000 (€ 100 x 1.000)

  34. Begroting (2013)

  35. inkoopwaarde omzet • De spijkerbroeken heb je ook ingekocht • Je hebt de broeken voor € 20 ingekocht. • Dan is de inkoopwaarde van de omzet: € 20 x 1.000 = € 20.000 • De inkoopwaarde van de omzet zet je in de begroting.

  36. Begroting (2013)

  37. Brutowinst • Brutowinst = omzet – inkoopwaarde omzet • € 80.000 = € 100.000 - € 20.000

  38. Nettowinst • Brutowinst is nog niet de echte winst. • Er moeten nog bedrijfskosten vanaf zoals huur van de winkel, energiekosten, personeel e.d. • Deze kosten zijn bij elkaar € 60.000 • De nettowinst: brutowinst – bedrijfskosten • € 20.000 = € 80.000 - € 60.000 • De bedrijfskosten en de verwachte nettowinst zet je in de begroting

  39. Begroting (2013)

  40. Stappenplan • Bepaal verkoopprijs en afzet • Bereken omzet: prijs x afzet • Bepaal inkoopprijs • Bereken inkoopwaarde van de omzet: inkoopprijs x afzet • Bereken brutowinst: omzet – inkoopwaarde omzet • Bepaal hoogte kosten • Bereken netto winst: brutowinst - kosten

  41. Nettowinst • Brutowinst = omzet – inkoopwaarde omzet • Nettowinst = brutowinst – kosten • Wat kun je doen om de winst te verhogen • Meer klanten (=meer omzet) • Hogere prijzen vragen (meer omzet) • Goedkoper inkopen (hogere brutowinst) • Lagere kosten (hogere netto winst)

  42. Hoofdstuk 6 • Vandaag: een opdracht voor je ondernemingsplan • Maak een startbalans van je bedrijf.

  43. Opdracht: balans • De balans laat eigenlijk zien hoe arm of rijk je bent op een bepaald moment • Het laat je bezittingen zien • Het laat zien hoe je die bezittingen heb betaald • Met geld dat je zelf hebt ingebracht (spaargeld b.v) • Met geld dat je geleend hebt (van b.v. de bank)

  44. Balans • Laat zien hoe rijk je bent op een moment • Bijvoorbeeld op 1 januari 2014 • Als je in 2014 winst maakt • Dan ben je op 1 januari 2015 rijker en dat zie je op de balans weer terug

  45. Balans 1 Bakker Bart start een Bakkerij Hij heeft € 100.000 spaargeld (eigen vermogen) Hij heeft € 100.000 geleend bij een bank (vreemd vermogen) Bart zet dat geld eerst op de bankrekening die hij voor de bakkerij heeft geopend.

  46. Schema balans Bart

  47. Opdracht: balans 2 Bart koopt een bakmachine voor € 40.000 Bart koopt ook nog meel, gist en suiker voor € 20.000 Hij betaalt met het geld dat op zijn bankrekening staat.

  48. Schema balans Bart

  49. Opdracht: balans 3 Bart lost € 50.000 van zijn lening af Hij betaalt met het geld dat op zijn bankrekening staat.

  50. Schema balans Bart

More Related