1 / 54

Deel 3

Inleiding Sociologie. Deel 3. Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen. 12. Stromend water lijkt hetzelfde, maar is dat nooit. Over sociale verandering en modernisering. Beoogde leercompetenties.

tahlia
Download Presentation

Deel 3

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

  2. 12. Stromend water lijkt hetzelfde, maar is dat nooit Over sociale verandering en modernisering

  3. Beoogde leercompetenties • Het sociologische concept “verandering” met eigen woorden kunnen omschrijven • Stabiliserende en dynamische sociale krachten binnen een samenleving kunnen onderscheiden • Dichotome en meervoudige schema’s van verandering kunnen omschrijven • Het concept ‘modernisering’ kunnen omschrijven • Een inzicht kunnen geven in de diverse variabelen die tot een modernisering van Europa hebben geleid (Parsons). • De diverse dimensies van verandering als concept kunnen toelichten en illustreren

  4. Samenlevingen veranderen en blijven tegelijk eender Vooral na 1945 werden veranderingen in de samenleving zichtbaar. Kleinschalige, gesloten dorpsgemeenschappen met de traditionele geslotenheid Een wereld waarin alles open ligt De moderne Westerse maatschappij, vandaag globalisering

  5. 12.1 De samenleving: stabiliteit én verandering • De spanning tussen • Stabiliteitsperspectief • Veranderingsperspectief manifesteert zich in de sociologiemodellen • Een spanning tussen • Statica en dynamica • Structuur en proces • Verandering binnen of van de structuur

  6. Stabiliteitsperspectief • Stelling • Er is een aanwezigheid in de samenleving van relatief constante patronen. • Daarbinnen spelen zich allerlei processen af: • Vernietigen die patronen niet, maar houden ze in stand. • Continuïteit en stabiliteit • De functies van de onderdelen van een systeem • Socialisatie in bestaande waarden en normen • Gemeenschappelijke interpretatie (‘conscience collective’, zie H1.5.1 ) • Collectieve rituelen • Sociale controle

  7. Veranderingsperspectief • Stelling • Aandacht voor tegenstellingen en conflicten. • Latente conflicten die op een bepaald ogenblik manifest kunnen worden. • Bijvoorbeeld • Bewustwording van sociale ongelijkheid • Erosie van een morele consensus • Nieuwe ideologische kaders • Sociale verandering kan variëren van … • Betekenisvolle overgang van de ene naar de andere vorm van sociaal handelen en van de daarbij horende cultuurpatronen • de omgang tussen ouders en kinderen, de geboortecijfers of de haardracht • Tot de overgang van de hele samenleving van de ene vorm naar de andere • Van een agrarische naar een industriële samenleving • Van een communistische maatschappij naar een vrijemarkteconomie met politieke democratie

  8. De ‘twee revoluties’ - “The great Transformation” (Polanyi)of meer ‘revoluties’? Fasering van de geschiedenis: • Het vuur • ca. 1,5 miljoen jaar geleden) • Agrarisering “neolithische revolutie” • 12.000 jaar geleden begonnen • Industriële revolutie • 2de helft 18de eeuw • Samenvallend met politieke omwentelingen (vb. Franse revolutie) • Informatie-, netwerkmaatschappij en globalisering

  9. 12.2 Denken in dichotomieën Comte, Durkheim, Marx, Weber • Sociologie • Ontstond op het breukvlak van twee samenlevingstypen • Van het vrij stabiele Ancien Régime naar de wat nerveuzere moderne klassenmaatschappij • Die onzekerheid was de zorg voor de klassieke sociologen • Wat gebeurt er, hoe dit verklaren? • Vraagstuk klassiekers!

  10. Auguste Comte (1798-1857) Karl Marx (1818–1883) Emile Durkheim (1858-1917) Ferdinand Tönnies (1855-1936)

  11. Vraagstuk klassiekers • Comte • Deterministisch driefasenmodel • Theologische, metafysische en positivistische fase (H2.4.3) • Marx • De ontwikkeling van de productiewijzen in een dialectisch model • Primitief communisme, feodaliteit, kapitalisme en communisme (H3.5.2) • Durkheim(H1.5) • Contrast binnen het maatschappelijke leven • van traditionele rurale gemeenschappen • met dat van de industriële urbane maatschappij • Van ‘solidarité mécanique’ • naar de moderne ‘solidarité organique’. • Tönnies (1855-1936) (H1) • Van ‘Gemeinschaft’ • naar ‘Gesellschaft’

  12. Dichotomie Tönnies (1855-1936)

  13. Vraagstelling • Focus • Hun aandacht ging vooral naar de invloed van de economische ontwikkelingen op de positie en rol van gezin en gemeenschap • In de rurale samenleving vormden deze bronnen van identiteit en steun • Wat overblijft in een urbane context met een individualistische en onpersoonlijke levenswijze zijn afbrokkelende instituties. • Tot op vandaag zien wij sporen van deze overgang, ook in de sociologische conceptuele raamwerken

  14. Horkheimer & Adorno Later weinig belangstelling voor verandering, behalve … (1) • Frankfurter School • Verandering leidt niet tot vooruitgangsoptimisme • Verschil klassiekers • Stelling • Toenemende rationele beheersing waardoor de mens tot een schakel in een gespecialiseerd systeem wordt herleid • Door de vooruitgang in de beheersingsmogelijkheden wordt dat systeem enkel onderdrukkender. • Kansen op emancipatie zijn erg gering • Neomarxistische auteurs • Blijven geloven dat de geschiedenis “vooruitgang” is en ons zo steeds dichter brengt bij “het rijk van de vrijheid”. • Het is dan ook vooral bij die stroming dat men een grote belangstelling aantreft voor sociale verandering.

  15. (° 1944) Later weinig belangstelling voor verandering, behalve … (2) • Ulrich Beck (drie stadia) • De prémoderniteit • De eenvoudige moderniteit en/of industriële samenleving • De “reflexieve moderniteit” • De ‘risicomaatschappij’ • Mensen laten zich niet langer leiden door het moderniseringsproces, maar worden ze zich bewust van de negatieve gevolgen • Ze denken na over hoe ze het moderniseringsproces in andere, betere banen kunnen leiden. Reflexief in zijn dubbele implicatie dus • Nadenken • En omkeren • Afkeer voor de modieuze term ‘postmoderne’ samenleving

  16. Een belangrijke vraag is: • Wat zijn die (f)actoren die stabiliteit en/of verandering in het sociale spel vormgeven? • Wij onderscheiden endogene en exogene (f)actoren.

  17. 12.3 Denken in meervoud • Veranderingsprocessen zijn resultante van een toevallig samenspel van allerlei variabelen zoals: • Economische (vandaag globalisering) • Politieke (dominantie sommige staten, grotere entiteiten …) • Culturele

  18. 12.4 Endogene en exogene factoren • Ruime waaier culturele, economische en natuurlijke factoren die sturend kunnen zijn • De kiemen voor veranderingen kunnen • In de bestudeerde samenleving zélf aanwezig zijn • ‘Endogeen’ • Van buitenaf op die samenleving inwerken • ‘Exogeen’

  19. 12.4.1 Endogene factoren • Uitvindingen en ontdekkingen • Socialisatie (meestal niet perfect) • Afwijkende gedragingen en opvattingen krijgen zo enige ruimte • Kunnen een voorbeeld vormen voor de andere leden van de samenleving • Veralgemeend en zelfs geïnstitutionaliseerd • Spanningen tussen heersende waarden en de feitelijke situatie • Het uiteengroeien van • productieverhoudingen en productiekrachten (Marx)

  20. 12.4.2 Exogene factoren • “Vreemd” aan de samenleving • Natuurlijke factoren • ‘Natuurlijke’ kan ook de mens zijn (milieu bv.) • Sociaal-fysische factoren • Demografie • Sociaal-culturele factoren • Cultuuroverdracht (McDonaldisation) • Kolonisaties, economisch imperialisme … • Massamedia (tv-programma’s of internet)

  21. 12.5 Niveaus van sociale verandering (1) • De hele samenleving of enkel bepaalde onderdelen • Geaggregeerde of collectieve gedragingen • Sociale verandering: wijzigingen in posities, netwerken en groepen, en in de verhoudingen daartussen • Culturele verandering: wijzigingen in waarden, normen, rollen, instituties of kennis. • Veranderingen kunnen zeer ‘plots’ optreden of ‘geleidelijk’

  22. 12.5 Niveaus van sociale verandering (2) • Niveau • Micro • Relaties tussen mensen (microniveau) • Meso • Groepen of sociale categorieën • Macro • Maatschappelijke instituties • Cultuurpatronen (macroniveau)

  23. ‘Cultural lag’ (1922) William (Fielding) Ogburn (1886-1959) • In een complexe en dynamische samenleving komt het vaak voor • Dat wetenschappelijke en/of technologische mogelijkheden (structureel) aanwezig zijn (fast-changing technology) • Zonder dat de samenleving een aangepast regulerend referentiekader heeft ontwikkeld (slower-paced sociocultural traits) • Een cultureel kompas ontbreekt of: delays in adjustment to invention = Tempoverschillen in de ontwikkeling van verschillende sectoren van het maatschappelijke leven

  24. Basisbegrippen • Modernisering • Een samenhangend geheel van veranderingsprocessen die hebben geleid tot de opkomst van de moderne samenleving. • Moderniteit • De principes die ten grondslag liggen aan het ‘moderne’ denken over de samenleving, zoals: • De maakbaarheidvan de samenleving • Het streven naar rationele ordening van de samenleving • Het vertrouwen op wetenschap en techniek

  25. Feodale, agrarische, gesloten samenlevingen Kapitalistische, industriële en open maatschappij 12.6 Modernisering = Complex geheel van onderling verweven structurele, culturele, psychische en fysische factoren • Groei van industriële complexen (massale productie) • Toenemende urbanisatie • Terreinverlies van religie en magie • Voortschrijdende rationalisering van denken en handelen • Groeiende democratisering • Afnemende sociale verschillen • Toenemende individualisering

  26. Modernisering in Parsons’ schema Conceptueel kader Structuur Cultuur Moderne maatschappij (moderniteit) Feodale maatschappij Modernisering Persoon Natuur

  27. Structuur Cultuur Feodale maatschappij Moderne maatschappij (moderniteit) Modernisering Persoon Natuur Aanzetten naar de transformatie (1) • Vankleinschalignaar … • Economische schaalvergroting • Verstedelijking (urbanisering) • Kapitalisme • Ontstaan nationale staten • (Stedelijke) burgerij als 'klasse'

  28. Structuur Cultuur Feodale maatschappij Moderne maatschappij (moderniteit) Modernisering Persoon Natuur Aanzetten naar de transformatie (2) • Renaissance, Verlichting, Reformatie • Economische schaalvergroting • Wetenschap en ontdekkingen • ‘Mens’ centraal • Rationaliteit • ‘Innerweltliche Askese’ • Secularisatie, vooruitgang • ‘Ontmythologisering’

  29. Structuur Cultuur Feodale maatschappij Moderne maatschappij (moderniteit) Modernisering Persoon Natuur Aanzetten naar de transformatie (3) • Nieuwe 'denken‘ • Nieuwe omgangsvormen • ‘Onttovering’ wereldbeeld (‘Entzauberung’) • Proces waarbij het vroegere gesloten wereldbeeld geleidelijk aan openbreekt en de traditionele, meestal religieuze verklaringen plaats moeten maken voor praktische, empirische kennis omtrent de omringende samenleving.

  30. Structuur Cultuur Feodale maatschappij Moderne maatschappij (moderniteit) Modernisering Persoon Natuur Aanzetten naar de transformatie (4) • Van afhankelijkheid natuur naar … • Menselijke ‘greep’ op de natuur • Domesticatie vuur • Landbouw en veeteelt • Levenloze energie • Lichamelijke conditie mens (ziekten)

  31. ModerniseringsprocessenConceptueel kader sociologische begrippen Structurele differentiatie Rationalisering Structuur Cultuur Feodale maatschappij Moderne maatschappij (moderniteit) Modernisering Persoon Natuur Individualisering Domesticatie

  32. ModerniseringsprocessenConceptueel kader en paradoxen Schaalverkleining versus schaalvergroting Pluralisering versus generalisering Structurele differentiatie Rationalisering Structuur Cultuur Feodale maatschappij Moderne maatschappij (moderniteit) Modernisering Persoon Natuur Individualisering Domesticatie Deconditionering versus conditionering Vrijheid versus onmacht

  33. 12.7 Structurele differentiatie • Splitsing van een oorspronkelijk homogeen geheel in delen met een eigen karakter. • Allerlei activiteiten en functies die voorheen door éénzelfde maatschappelijke instantie werden uitgeoefend, verzelfstandigen zich tot eigen instituties. • Subsystemen met een eigen cultuur en netwerk (posities) • Sfeer • Productie en distributie • Bindende regelgeving • Administratieve bestuur • Recht • Godsdienst • Gezin • Gezondheidszorg • Onderwijs

  34. Structurele differentiatie Moderne maatschappij als gigantische en complexe machine, waarvan de diverse onderdelen op de een of andere manier met elkaar verbonden zijn: functioneel voor de stabiliteit, continuïteit en balans binnen de samenleving. Hoe die verschillende onderdelen van een samenleving in elkaar grijpen tot één geheel, is een vraag die sociale wetenschappers nog lang zal bezig houden. Sociologische vraag:hoe kunnen voldoende maatschappelijke integratie en solidariteit behouden?

  35. 12.7.1 Enkele differentiatieprocessen • Van gasthuis naar ziekenhuis • Van familie naar gezin

  36. Paradox Wijst op een tegenstrijdigheid, die bij nader toezien enkel schijn blijkt te zijn.

  37. 12.7.2 De paradox van structurele differentiatie: schaalverkleining en schaalvergroting • Schaalverkleining • Het uiteenvallen van bestaande maatschappelijke eenheden in afzonderlijke delen, die elk een aparte functie en identiteit krijgen • (Van België naar Vlaanderen als bestuur) • Schaalvergroting • De creatie van grotere gehelen • (Globalisering) Sociologische vraag: hoe komen mensen tot een antwoord op de belangrijke vraag naar de legitimiteit?

  38. 12.8 Rationalisering • Berekenbaar • Beredeneerbaar • Weloverwogen • Voorspelbaar • Beheersbaar • Op verschillende en onderling met elkaar samenhangende niveaus • De wereldbeschouwing • Het collectieve handelen • Het individuele handelen • De werkelijkheid • Geordend • Gesystematiseerd

  39. 12.8.1 Voorbeelden van rationalisering • Ziekte / gezondheid • Arbeid • Taylor en Ford Taylor Ford http://melbecon.unimelb.edu.au/het/taylor/sciman.htm http://www.eurofound.europa.eu/publications/htmlfiles/ef0698.htm

  40. 12.8.2 De paradox van rationalisering: pluralisering en generalisering • Pluralisering • Rechtstreeks uitvloeisel differentiatie • Relatief zelfstandige eenheden leggen zich niet alleen toe op het realiseren van eigen doelstellingen, maar ontlenen ook hun legitimiteit aan specifieke waarden en normen • Generalisering • Menselijke ‘greep’ op de natuur • Culturele stelsels los van oorspronkelijke fundament en vermengden zich (tijdens modernisering) • Gegeneraliseerde culturele stelsels grotere overkoepelende kracht • Ten koste zeggingskracht waarden / normen Maakt elke moderne samenleving ‘multicultureel’

  41. 12.9 Individualisering • Tanende impact van voorheen sterke instituties zoals • Kerk • Burgerlijk huwelijk • Traditionele sekserollen Detraditionalisering Relativering traditionele normen en waarden Niet langer geregeld door collectief gedragen opvattingen • Individualisering • Een lossere band tussen het individuele ‘ik’ en het collectieve ‘wij’ • Overtuiging • De wereld biedt vele mogelijkheden • Men kan/moet kiezen hoe wij “onszelf” sturen • (Geëmancipeerde wezens)

  42. 12.9.1 Voorbeelden van individualisering • Gezinsmodel erodeert sinds de jaren zestig • Versnelling echtscheidingstempo • Aanhoudende vruchtbaarheidsdaling vanaf 1964 • Toename van ongehuwd samenwonen • Creëren van alternatieven zoals lat-relaties • Spectaculaire daling van de wekelijkse mispraktijk in Vlaanderen (zie 6.8.1)

  43. 12.9.2 De paradox van individualisering • Groter vrijheidsgevoelen • Sociale leefregels minder regulerend • Verzwakken sociale controle • Zelfontplooiing, bevrijding en emancipatie • Meer keuzes mogelijk • Gevoelen van onmacht • Illusie te ‘kunnen’ kiezen • Gevangen in netwerk anonieme relaties • Conformeren, maar ontkenning dat de moderne cultuur daartoe dwingt Gevoel van vrijheid, vooral voor hen die hun sociale relaties zodanig hebben ingericht dat ze van niets of niemand afhankelijk zijn

  44. 12.10 Domesticering van de natuur • De geschiedenis van de mens = een aanhoudend pogen om zich te onttrekken aan de beperkingen van • De natuurlijke omgeving (met de ecologische gevolgen) • Het eigen lichaam (ziekten, veroudering …) • Domesticering • De mate waarin de mens zich effectief ‘bevrijdt’ van biologische en natuurlijke beperkingen. • Hoe? • Technologie (vandaag ICT) en wetenschap. • Een voortdurend streven naar • Beheersing van de natuur (dijken Nederland …) • Sociale invulling van de natuur (menselijk lichaam …)

  45. Trend • Het gevolg van deze trend is dat we de natuurlijke omgeving hebben verruild voor een door “onszelf” gecreëerde omgeving. • We werden minder afhankelijk van natuurlijke wisselvalligheden (overstromingen …) • Onze levensverwachting is spectaculair gestegen, lichaamsbouw en lengte zijn ingrijpend veranderd. • We trachten via joggen, fitness, overlevingstochten, alpinisme en deltavliegen onze grenzen te verleggen en ons lichaam te “modelleren” naar de maatschappelijke verwachtingen.

  46. Domesticering natuur • Onze ecologische omgeving en ons lichaam • Natuur • Afstanden, voeding … • Natuurlijke wisselvalligheden • Orkanen, overstromingen … • Levensverwachting • Ziekte • Pest, cholera … kanker, AIDS • … • Beheersing door mens van natuur en lichaam • Wetenschap en technologie • Vliegtuig, ICT, gentechnologie … • Grenzen verleggen • Joggen, fitness, alpinisme … • Ons lichaam ‘modelleren’ naar de maatschappelijke verwachtingen • Beautyfarms, plastische chirurgie Sociale invulling Menselijke geschiedenis Zoeken naar bevrijding van onze biologische en natuurlijke beperkingen.

  47. 12.10.1 Voorbeelden van domesticering • Zoogdieren en planten worden voor menselijke consumptie gekweekt • Natuurkrachten zijn meer voorspelbaar en meer beheersbaar (?) • Trein, auto, vliegtuig, tv, internet en het ‘mobieltje’ • Maar milieuvraagstukken

More Related