Groeiend in het wild, uitgezaaid door wervelende wind.

1. Groeiend in het wild, uitgezaaid door wervelende wind.

2. Je komt ze al wandelend tegen, op velden en langs wegen.

3. Bereklauw hoog opgeschoten exemplaren, in hun aanraking schuilen gevaren.

4. Op schrale verstoorde gronden, was het dat we de mooiste rode klaproos vonden.

5. Olie gewonnen uit st janskruid, is balsem voor de huid.

6. Boven het bed een ruiker gedroogd duizendblad aan de muur, garandeert ons een liefde van zevenjarige duur.

7. Judaspenning hun zaden surfen op de wind, zodat je ze her en der wel vind.

8. Witte klaverhoning kleverig zoet, door gonzende bezige bijtjes begroet.

9. Op een schilderachtig plekje, ontdek je het vlas of leeuwenbekje.

10. Veldzuring op een veld samen met margriet, oogstrelend mooi als men het ziet.

11. Tussen vele soorten rijpend gras, een wikke ik weet niet juist welk ras.

12. En wie kent ze niet, de zo lieflijk kleine vergeet-me-niet.

13. Zwanebloem een zeldzame plant, bewonder haar eenvoud aan de waterkant.

14. Veldbloemen als je ze ziet laat ze staan, in een vaasje zullen ze snel vergaan.