130 likes | 246 Views
Tegenwoordige Tijd. Present simple. Present simple - basis. Vervoeging :
E N D
TegenwoordigeTijd Present simple
Present simple - basis Vervoeging: • De meestewerkwoordenvervoegenzoals het voorbeeldhieronder. Let wel: de ‘shit’ regel (She, he + it snelgezegdklinktals ‘shit’: 3e persoonenkelvoudkrijgteen ‘s’). De 3e persoonnegatief en vragendwordtgevormt door ‘does’ tegebruiken.
Present simple - basis Vervoeging: • Alseenwerkwoordeindigt op de volgendegeluiden, s, z, sh, ch, j of zs, danwordt " "es" gebruikt in de positievevorm 3e persoon
Present simple - basis Vervoeging: • Hieronder de twee vormen die essentieelzijnomteleren! To have (hebben):
Present simple - basis Vervoeging: • ….en: To be (zijn):
Present simple - basis • Wordtgebruiktvoor: • Ietsdat permanent/eenfeit is • “I like apples.” • “He lives in London.” • “The tree in my garden is dead.” • “My Dad sells cars” • “Amsterdam is in the Netherlands.”
Present simple - basis Wordtgebruiktvoor: • Ietsdatzichherhaalt • “It snows in winter in New York” • “My brother often goes to Amsterdam” • “I get up at 6 a.m. every Morning” • “The bus leaves at 8 a.m. every day”
Present simple - basis Wordtgebruiktvoor: • Ietsdatzichonmiddelijkafspeelt • “I understand what you mean” • “Rooney gets the ball, he shoots, he scores – goal!” • “You look nervous” • “This hamburger is yummy!”
Present simple - verdieping • Gebruik de tegenwoordigetijdnabijwoorden van tijdzoals: always, usually, generally, frequently, often, sometimes, seldom, rarely, hardly ever, almost never, never, (nbditzijnmeestalookherhaaldeacties) • “We usually play football on Fridays.” • “I never go out on schoolnights.” • “Cecile rarely eats crisps.”
Present simple - verdieping • Gebruik de tegenwoordigetijdvoorietsdatgepland is in de nabijetoekomst (vaakvooropenbaarvervoer) maar ookvooranderegebeurtenissen die al vaststaan: • “My train leaves tonight at 7pm.” • “The bus arrives in Amsterdam at 8am so we are on time.” • “When is your English test tomorrow?”
Present simple – basis (vragenstellen) • “You speak English.” – “Do you speak English?” • “I play football.” – “Do you play football?” • “It snowsin winter in New York” – “Does it snow in winter in New York?”
Present simple – basis (ontkenning) • De ontkenning in het Engels maak je door het woordjenottegebruiken. Alsereenvorm van het werkwoordto be is (am, are, is) danmaak je eenontekenning door ernothierachterteplaatsen. • “You speak English.” – “You do not speakEnglish.” • “I am really into English lessons!” – “I am not really into English lessons!” • “I play football.” – “ I do not playfootball.” • “It snows in winter in New York” – “It does not snow in winter in New York.”
Present simple – verdieping(ontkenning) • De ontkenning in het Engels kentookeenverkortevormwaarbijeenapostroofwordtgebruiktomaantegevendat we een letter hebbenweggelaten: • “You do not speak English.” = You don’t speak English. • “I am not really into English lessons!” = I’m not really into English lessons • “ I do not playfootball.” = I don’t play football • “It does not snow in winter in New York.” = It doesn’t snow in winter in New York