1 / 30

JE KLEUTER BEGELEIDEN OP WEG NAAR SCHOOLRIJPHEID

JE KLEUTER BEGELEIDEN OP WEG NAAR SCHOOLRIJPHEID. WOORDJE VOORAF. De ontwikkeling verloopt op verschillende domeinen Eigen tempo Bevestiging geven – succeservaringen opdoen zelfvertrouwen geven. Voldoende uitdaging Ontwikkeling – meer dan resultaat op papier alleen Leefwereld en interesse.

natane
Download Presentation

JE KLEUTER BEGELEIDEN OP WEG NAAR SCHOOLRIJPHEID

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. JE KLEUTER BEGELEIDEN OP WEG NAAR SCHOOLRIJPHEID

  2. WOORDJE VOORAF • De ontwikkeling verloopt op verschillende domeinen • Eigen tempo • Bevestiging geven – succeservaringen opdoen zelfvertrouwen geven • Voldoende uitdaging • Ontwikkeling – meer dan resultaat op papier alleen • Leefwereld en interesse

  3. MISVERSTANDEN • Mijn kind kan het goed uitleggen dus is het schoolrijp • Kinderen trainen op een bepaald domein helpt altijd

  4. ONTWIKKELINGSDOMEINEN • Zelfredzaamheid • Motorische ontwikkeling • Grove en fijne motoriek  voorbereiden op schrijven • Omgaan met ruimte • Omgaan met tijd • Rekenvaardigheid • Taalvaardigheid • Werkhouding • Sociale en emotionele ontwikkeling

  5. ZELFREDZAAMHEID • Het kind moet zelfstandig een aantal activiteiten kunnen doen: geen aangeleerde hulpeloosheid • Het kind moet: • Kunnen zorg dragen voor persoonlijk gerief (boekentas, brooddoos, tussendoortje,…) • Een aantal vaste gewoontes aanleren: leren opruimen een vaste plaats geven aan allerlei materiaal zoals schooltas, kledij,... • Voor zichzelf kunnen zorgen: • Alleen naar toilet gaan • Alleen de handen wassen • Alleen zijn jas aandoen  jas sluiten • Alleen zijn neus snuiten als het nodig is

  6. ALS OUDER HELPEN • Stimuleer je kind om steeds meer dingen zelf te doen: • Jas aandoen  jas sluiten • Neus snuiten • Naar toilet gaan • Handen en gezicht wassen • Alleen tanden poetsen Wat jouw kind wil proberen, laat het ook proberen Wat jouw kind zelf kan, laat je het ook doen

  7. MOTORISCHEONTWIKKELING • Kan het kind gedurende een lange tijd stilzitten? • Heeft het kind een goede zithouding? • Heeft het kind een goede pengreep? • Beheerst het kind vloeiend de schrijfpatronen? • Begrijpt het kind een aantal belangrijke begrippen? • We kunnen dit onderverdelen in twee domeinen: • Grove motoriek • Fijne motoriek

  8. MOTORISCHE ONTWIKKELINGGrove motoriek • Ruw bewegen, grove bewegingen zoals : lopen, gaan, kruipen, springen, klimmen, fietsen, gooien, Springen in een touw, allerlei balspelen, ...

  9. MOTORISCHE ONTWIKKELINGFijne motoriek • Scheuren – knippen – schrijven - … • Heeft het kind een vlotte arm-, hand- en vingerbeheersing? • Is de samenwerking tussen beide handen goed? • Heeft het kind een goede pengreep? • Heeft het kind een goede zithouding en kan het een tijdje stilzitten? • Zit het kind rechtop en niet voorover gebogen? • Staan de voeten plat op de grond of op een voetensteun? • Rusten beide ellebogen op tafel?

  10. ALS OUDER HELPEN • Laat het kind binnen en buiten helpen bij activiteiten die de vaardigheden van de handen en de samenwerking van beide handen stimuleren (harken, wieden, roeren, wringen,…) • Doe samen met jouw kind allerlei knutseltaakjes: hamertje tik, plasticine, steeknagels, strijkparels,… • Geef jouw kind veel kansen om te bewegen: fietsen, zwemmen, rollen, klimmen, werpen,… • Laat het zelf zijn boterhammen smeren, drank uitschenken,… • Laat het zich zo zelfstandig mogelijk aan- en uitkleden, ritsen sluiten, knopen dichtdoen…

  11. OMGAAN METRUIMTE • Kinderen hebben nood aan structuur en houvast. De begrippen die met tijd en ruimte te maken hebben, ordenen hun wereld en maken deze wereld voorspelbaar en veilig. Kinderen moeten deze ordening kunnen ervaren. • Begrippen i.v.m. ruimtelijke oriëntatie: plaats en rangorde 4 jarigen: • Achteraan, vooraan, middelste, juist na, juist voor, tweede, laatste,… 5 jarigen: • Vijfde, derde, voorlaatste, tussen 2de en 4de, …

  12. OMGAANMET TIJD • De kleuter moet de volgende begrippen van tijd beheersen: 4 jarigen: Avond, begin, binnenkort, einde, gisteren, jonger, (de jongste), lang geleden, later, later dan, middag, morgen, ochtend, ouder (de oudste), soms, trager, vlugger, vroeger, vroeger dan + de dagen van de week herkennen. 5 jarigen: namiddag, voormiddag, dagen van de week opnoemen, de maanden en seizoenen herkennen

  13. ALS OUDER HELPEN • Met jouw kind spreken over tijd en ruimte. • Koppel begrippen van tijd en ruimte aan dagelijkse activiteiten. • Gebruik zandloper, kookwekker, chronometer,… • Gebruik ankerpunten: (Nieuwjaar, Sinterklaas,…)

  14. VOORBEREIDEN OP REKENEN BASISBEGRIPPEN DIE NODIG ZIJN OM IN HET EERSTE LEERJAAR BEWERKINGEN UIT TE VOEREN • Tellen (tot 6, vanaf 0) 4 jarigen • Rijtje opzeggen t/m 6 • Synchroon tellen: aanwijzen en tellen tegelijk • Resultatief tellen: tellen als hoeveelheidsbepaling • Verkort tellen: kleine hoeveelheden in één keer zien (tot 3 à 4) • Terugtellen vanaf 4 • 5 jarigen • Rijtje opzeggen t/m 10 • Terugtellen vanaf 6 • Tellen met wisselende • beginpunten, vb vanaf 4 verder • tellen • Rekenverhaaltjes: 3+2

  15. Omgaan met hoeveelheden: 4 jarigen • Begrippen: veel, weinig, meer, meest, minder, minst, evenveel… • Groter dan, korter dan, juist even hoog, kleiner dan, langste, hoogste, kortste, grootste 5 jarigen • Begrippen: een paar, evenveel, niet evenveel, ongeveer, sommige, verschillende, één meer, één minder, …

  16. ALS OUDER HELPENERVAREN – HANDELEN – VERWOORDEN • Betrek jouw kind bij allerlei “telbare” situaties: de tafel dekken, koken, winkeltje spelen, torens bouwen met blokken, eerlijk verdelen,... • Speel spelletjes waarbij een dobbelsteen moet gebruikt worden • Laat jouw kind voorwerpen sorteren: de grote borden bij de grote, de kleine borden bij de kleine • Gebruik de begrippen waar het kan: • Veel – weinig • Meer – minder • Minst – meest • …

  17. VOORBEREIDEN OP LEZEN BEWUST WORDEN VAN SYMBOLEN • Stilaan wordt het kind zich bewust dat de taal die we spreken omgezet kan worden in symbolen (letters). Die bewustwording vindt meestal plaats in de loop van de tweede en derde kleuterklas. • De tweede kleuterklas is een taalbadklas (talige klas). Ze zijn heel ontvankelijk voor nieuwe woordenschat. Ze leren vlot praten en de uitspraak is over het algemeen redelijk juist. Het is dus de ideale leeftijd om de kleuters talig te stimuleren.

  18. ALS OUDER HELPEN • Ga met je kind naar de bib • Wek interesse op voor boeken en lezen • Toon dat je zelf ook leest • Voorlezen en vertellen uit (prenten)-boeken • Vragen stellen over het verhaaltje dat je voorgelezen hebt • Liedjes zingen

  19. VISUELE ONTWIKKELINGalles wat te maken heeft met “zien” • Discriminatie 4 jarigen: • Grote en kleine verschillen ontdekken, details waarnemen op een prent 5 jarigen: • Nemen details waar: p/d d/b • Geheugen Onthouden en reproduceren wat visueel werd waargenomen: - van weinig naar veel: kimspel, memory,… - van gemakkelijk naar moeilijker  belangrijk voor het leren lezen: letters herkennen en weten op welke plaats ze staan. • Analyse en synthese Een geheel splitsen in delen en weer terug een geheel vormen  losse letters vormen woorden,  woorden vormen zinnen

  20. ALS OUDER HELPEN • Rijmspelletjes, kimspelen, lotto, memory, domino, ik zie ik zie wat jij niet ziet,... • Zoek de verschillen • Tangrammen • Mozaïekpuzzels • Puzzelen

  21. AUDITIEVE ONTWIKKELINGalles wat te maken heeft met “horen” • Discriminatie 4 jarigen: Verschillen tussen klanken herkennen: schuddoosjes,… Herkennen van korte en lange zinnen  Verschil in klanken horen • Rijmen: zelfde begin-, midden- en eindklank Lezen is spelen met letters en rijmen is dat ook • Geheugen Onthouden en reproduceren wat auditief werd waargenomen: 4 jarigen: • Aftelrijmpjes en versjes tot 8 regels onthouden • Tweemondelinge opdrachten uitvoeren: neem de potloden en zet ze op tafel 5 jarigen: • Aftelrijmpjes en versjes tot 12 regels onthouden • Zij kunnen mondelinge kettingopdrachten met een logische volgorde uitvoeren: neem je potlood, draai je blad om en kleur de prent Belangrijk dat kleuters auditieve aangeboden informatie kunnen onthouden.

  22. Analyse en synthese Een geheel splitsen in delen en weer terug een geheel vormen 4 jarigen: • Stukjes uit een lied en een versje herkennen • Delen van namen zeggen,…

  23. HET DOEBORD GEDIFFERENTIEERD WERKEN OP MAAT VAN ELKE KLEUTER • Helpt om de werking van de klas te organiseren en het overzicht te bewaren. • Geeft de kans om elke kleuter in zijn/haar persoonlijke ontwikkeling te ondersteunen. • Helpt om doelgericht te werken met kleuters. • Helpt bij het differentiëren en remediëren. • Stimuleert het zelfstandig werken en het samenwerken.

  24. ALS OUDER HELPEN • Rijmspelletjes spelen • Versjes en liedjes • Opdrachten laten uitvoeren • Opdrachten laten herhalen • Navertellen van verhaaltjes en gebeurtenissen

  25. WERKHOUDINGzich concentreren – doorzetten tot het taakje afgewerkt is – werken volgens een plan • Concentratie • Langere tijd met iets bezig zijn • Kiezen uit een aanbod van prikkels • Werkhouding • Stap voor stap werken • Systematisch werken • Volhouden tot iets afgewerkt is • Probleemoplossend denken • De kleuter zelf naar een oplossing laten zoeken  bevordert de zelfstandigheid

  26. ALS OUDER HELPEN • Zoek samen met je kind waarmee het kan spelen of wat je met bepaald speelgoed kan doen. Probeer daarbij zoveel mogelijk in te gaan op wat je kind interesseert. • Speel even mee als je kind dreigt af te haken. • Een opgeruimde omgeving helpt je kind zich te concentreren. • Geef het speelgoed een vaste plaats, zo help je je kind bij het opruimen. • leer je kind het speelgoed terug te zetten voor het iets anders kiest. • Bij een probleem je kind allerlei oplossingen laten bedenken. • Bij een activiteit samen plannen wat er moet gedaan worden. • Terugdenken en zoeken wat men vorige keer deed om een gelijkaardig probleem op te lossen. • Als je kind het moeilijk vindt om oplossingen te bedenken, kan je het op weg helpen door vragen te stellen.

  27. SOCIALE EN EMOTIONELE ONTWIKKELING • Voldoende zelfvertrouwen, opkomen voor zichzelf, vlot contacten kunnen leggen, weerbaar zijn, kunnen omgaan met regels en afspraken, opmerkingen kunnen aanvaarden, conflicten leren oplossen, tegen zijn verlies kunnen, zich betrokken voelen in de klas en thuis,…zijn belangrijke sociale vaardigheden.  Axenroos met de 10 dieren

  28. ALS OUDER HELPEN • Geef positieve aandacht aan wat je kind al kan, help je kind en bemoedig waar nodig. • Steun je kind bij het zoeken naar een eigen mening. • Stimuleer je kind om samen te spelen met leeftijdsgenootjes. • Leer je kind omgaan met duidelijke afspraken en met de gevolgen hiervan. • Bij conflictjes is het raadzaam om je kind aan te moedigen zelf een oplossing te zoeken. • Toon interesse voor het schoolgebeuren.

  29. FIT VOOR LEREN • Het pakket komt tegemoet aan de nood aan bewegingsprikkels voor jonge kinderen in de hedendaagse maatschappij. • De inhouden van het pakket zijn heel verscheiden en steeds aangepast aan de leeftijd van de kinderen. Zo krijgen zij een grote waaier aan prikkels aangeboden die hen optimaal stimuleert. • Het programma draagt op een positieve manier bij aan de totale ontwikkeling van de kinderen. De vaardigheden die geoefend worden, liggen immers aan de basis van vele andere leervaardigheden.

More Related