1 / 55

OSTEOPOROSE

OSTEOPOROSE. definitie pathofysiologie soorten osteoporose soorten fracturen risicofactoren diagnostiek epidemiologie. Els-Heidi Bakker-voetman, medisch trainer afdeling Medical Services. DEFINTIE OSTEOPOROSE (WHO 1994).

morty
Download Presentation

OSTEOPOROSE

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. OSTEOPOROSE • definitie • pathofysiologie • soorten osteoporose • soorten fracturen • risicofactoren • diagnostiek • epidemiologie Els-Heidi Bakker-voetman, medisch trainer afdeling Medical Services

  2. DEFINTIE OSTEOPOROSE (WHO 1994) Osteoporose is een systemische skeletaandoening die wordt gekenmerkt door een lage botmassa en micro-architectureledegeneratie van het botweefsel, met als gevolg een verhoogde botfragiliteit en kans op fracturen.

  3. Ernst Normaal Osteopenie Osteoporose Ernstige osteoporose BMD t.o.v. piekbotmassa tot - 1SD -1 tot - 2,5 SD < - 2,5 SD < - 2,5 SD plus min. 1# CRITERIA OSTEOPOROSE (WHO 1994)

  4. OSTEOPOROSE • Verouderingsproces • versnelde resorptie (vooral na de menopauze): • osteoclasten • resorptiefase duurt ca. 3 weken • achterlaten van lacuna • botvorming • osteoblasten • botvormingsfase duurt 3 à 4 maanden • Onvolledige botvervanging • trabekels smaller • perforaties => minder oppervlak

  5. normaal wervellichaam osteoporotisch wervellichaam HOE OSTEOPOROSE HET BOT AANTAST

  6. SOORTEN OSTEOPOROSE • primaire • type I • type II • secundaire

  7. PRIMAIREOSTEOPOROSE • wanneer alle andere mogelijke oorzaken zijn uitgesloten • per leeftijdsgroep: • juveniel: bij prepuberalen • idiopatisch: bij jonge volwassenen • postmenopauzaal: bij vrouwen na de menopauze • seniele of involutie: bij ouderen

  8. postmenopauzale osteoporose • menopauze • periode na de laatste menstruatie • gemiddeld 53 jaar in NL • te vroeg: < 45 jaar • negatieve botbalans • toegenomen aantal botombouweenheden

  9. PRIMAIRE OSTEOPOROSE Indeling op basis van leeftijd (type I of II): Type I Type II leeftijd: 55-75 boven de 70 geslacht v:m: 6 : 1 2 : 1 fracturen: pols/wervels heup/wervels bot: trabeculair trabeculair + corticaal

  10. SECUNDAIRE OSTEOPOROSE • endocriene aandoeningen • andere systemische aandoeningen • aangeboren aandoeningen • voedingsdeficiëntie • geneesmiddelengebruik

  11. SECUNDAIRE OSTEOPOROSE • endocriene aandoeningen: • hypercorticisme • hypogonadisme • hyperparathyreoïdie • hyperthyreoïdie • Cushing-syndroom • groeihormoondeficiëntie

  12. SECUNDAIRE OSTEOPOROSE • andere systemische aandoeningen: • reumatoïde arthritis • diabetes • multipel myeloom (ziekte van Kahler) • mastocytose • renale tubulaire acidose • leukemie

  13. SECUNDAIRE OSTEOPOROSE • aangeboren: • osteogenesis imperfecta • hypofosfatemie • homocystinurie • hemolytische anemie

  14. SECUNDAIRE OSTEOPOROSE • voedingsdeficiëntie: • malabsorptiesyndroom • calciumdeficiëntie • alcoholmisbruik • ondervoeding/scheurbuik

  15. SECUNDAIRE OSTEOPOROSE • geneesmiddelengebruik: • glucocorticoïden • heparine • anticonvulsiva • methotrexaat

  16. BOTMASSA IN LEVENSCYCLUS

  17. RISICOFACTOREN OSTEOPOROSE ontstaan osteoporose afhankelijk van: • (piek)botmassa in volwassenheid • snelheid van botverlies • vaak meerdere risicofactoren aanwezig

  18. RISICOFACTOREN OSTEOPOROSE • genetische factoren: • geslacht, familie, ras, tengere bouw e.d. • endocriene factoren o.a.: • menopauze, functie ovaria verminderd • teveel glucocorticoiden (of medicinaal) • voedingsfactoren: • calciumdeficientie, overmatig alcohol e.d. • omgevingsfactoren o.a.: • gebrek aan lichaamsbeweging, sigaretten roken

  19. ENKELE GETALLEN MBT OSTEOPOROSE • blanke vrouw 50 jaar (VS): • 40 % kans op osteoporotische # rest van haar leven • kans op overlijden t.g.v. heupfractuur of borstkanker is gelijk (2,8 %) • een jaar na heupfractuur: • ca. 20% overleden • ongeveer 33 % langdurige zorg

  20. verlies aan botdichtheid op hogere leeftijd in de wervelkolom, heup en pols

  21. drie voorkeursplaatsen van osteoporosefracturen

  22. SOORTEN WERVELFRACTUREN • viswervels: biconcave vorm • vooral middelste deel van de wervelkolom • wigfractuur: voorkant wervel ingezakt • compressiefractuur: totaal ingezakte wervel • kunnen spontaan optreden en asymptomatisch zijn • slechts 1/3 klinisch manifest (ca. 15.000 in NL) • soms lastig aantoonbaar op X-foto • gevolgen: • kyfose en/of lordose, ‘dowager’s hump’, lengteverlies • acute fase: 1-4 weken, intense pijn • chronische fase: 6-12 maanden

  23. SOORTEN WERVELFRACTUREN

  24. progressie van osteoporose in wervelkolom

  25. HEUPFRACTUUR • bovenste deel femur • meestal heuphals • meestal door val • altijd ziekenhuisopname • in NL ca. 15.000 per jaar • complicatie: femurkop verliest bloedvoorziening • ca 20% overlijdt binnen 6 maanden na # • na 3 jaar nog > 20% geinvalideerd en tevens 24% aanpassing van de woonomgeving

  26. soorten heupfracturen

  27. FRACTUUR VAN COLLES (POLSFRACTUUR) • meestal door val op uitgestrekte hand • distale fractuurstuk achter- en opwaarts gedisloceerd • ca. 15.000 per jaar in NL • maximale incidentie: 60 - 70e jr. • pijnlijk • 4-6 weken gips • zelden fataal, wel regelmatig: • algodystrofie: pijn, gevoeligheid, stijfheid, zwelling, gestoorde handmotoriek (Sudeckse atrofie) • soms aanhoudend

  28. fractuur van Colles

  29. OVERIGE COMPLICATIES • angst, onzekerheid • afhankelijkheid • ademhalingsproblemen (borstholte gewijzigd) • evenwichtsstoornissen • pijn

  30. EPIDEMIOLOGIE • studies vooral gebaseerd op BMD en fracturen • verband tussen botmassa, risicofactoren en # • lastig onderscheid osteoporose en andere oorzaken • Engeland: (bevolkingsonderzoek Trent) • incidentie alle # mannen na 65 jr. hoger • incidentie alle # vrouwen na 45 jr. hoger • Noord-Amerika: • incidentie wervel, heup, Colles # boven 45 jr. neemt toe

  31. EPIDEMIOLOGIE • leeftijd, geslacht, ras, omgeving • osteoporose en ras: • raciale verschillen botmassa • raciale verschillen incidentie # • in veel rassen cq landen laatste decennia een verhoogde incidentie van fracturen (vergrijzing en seculaire trend) • verschillen in botmassa van de wervelkolom • negers>polynesiërs>latijns-amerikanen>blanken>aziaten • MEDOS onderzoek en WHO gegevens: • kans op heup # in Scandinavië groter dan in Mediterranee

  32. DIAGNOSTIEK • anamnese en lichamelijk onderzoek • laboratoriumonderzoek • meten van de BMD • rontgendiagnostiek

  33. DETERMINANTEN PIEKBOTMASSA • erfelijkheid • voedingsfactoren • hormonale factoren • lichaamsbeweging • andere omgevingsfactoren

  34. ANAMNESE • huidige klachten • menopauzestatus • voeding/dieet • lichaamsbeweging • familieanamnese • geneesmiddelengebruik • andere risicofactoren

  35. LICHAMELIJK ONDERZOEK • houding (status), wervelkolom, gewrichten • evenwicht, valneiging, spierkracht? • tengere bouw (gewicht, te weinig beweging?) • lengte (afname in loop van tijd) • huid: -zonlicht? -operatie baarmoeder/maag of darm (littekens?) -steroïdentherapie (atrofie huid,vollemaansgezicht) -alcoholmisbruik cq roken

  36. LABORATORIUMONDERZOEK • differentiaaldiagnose • inzicht in botmetabolisme • snelheid resorptie/ botopbouw • uitgangswaarden en vervolg • botmerkers

  37. LABORATORIUMONDERZOEK • serum: • calcium (mmol/l) • fosfaat (mmol/l) • alkalische fosfatase (AF) • osteocalcine • parathormoon (assay) • urine: • hydroxyproline • collageen crosslink • N-telopeptide

  38. LABORATORIUMONDERZOEK alkalische fosfatase: • enzym dat fosfaat vrijmaakt • door osteoblasten, maar ook via darm en lever geproduceerd • weinig sensitief en specifiek • bij toename AF denken aan: • mineralisatiestoornis, ziekte van Paget • lever- of galaandoening, maligniteit • geneesmiddeleneffect • geledelijke toename bij vrouwen na 40e jaar

  39. LABORATORIUMONDERZOEK Osteocalcine: • (niet collageen) eiwit • door osteoblasten gemaakt tijdens botvorming • specifieke merker activiteit osteoblasten • bindt zich aan de botmatrix, komt deels in de circulatie (via RIA techniek te meten) • kan normaal, verhoogd of verlaagd zijn bij osteoporose

  40. LABORATORIUMONDERZOEK HYDROXYPROLINE: • Ontstaat bij afbraak eiwitten, m.n. collageen • Maat resorptie botmatrix • Gemetaboliseerd in lever, uitscheiding urine beïnvloed door eiwitinname met voeding • meting in urine geeft wisselende resultaten

  41. COLLAGEEN PYRIDINIUM CROSSLINK pyridinoline (Pyr) en deoxypyridinoline (D-Pyr) • niet reduceerbare pyridinium crosslinks • in volwassen vorm collageen • alleen bij collageen- en elastinemoleculen • uitgescheiden in urine (aan eiwit gebonden en ‘vrij’) • conc. urine meten d.m.v. fluorimetrie • verhoogd bij postmenopauzale vrouwen

  42. N-TELOPEPTIDE (NTx): • type I collagen cross-linked N-telopeptide • specifieke marker botresorptie (urine) • sensitiever dan pyridinoline of deoxypyridinoline

  43. PARATHORMOON (PTH) • belangrijkste Ca regulerende stof • direct effect op bot en nieren: => Ca hoger • indirect door meer absorptie Ca in darmen via activatie vitamine D in nieren • serum PTH: radio immuno assay DD:serum PTH: • osteoporose normaal • hyperparathyroïdie verhoogd • hypoparathyroïdie verlaagd

  44. LAB. OSTEOPOROSE serum Ca N serumfosfaat N serum AF N serumosteocalcine L-N-H urine: hydroxyproline H-N pyridinolyne (Pyr) H deoxypyridinoline (D-Pyr) H N-telopeptide H

  45. METING VAN DE BMD • DEXA = dual energy X-ray absorptiometrie • QCT = quantatative computed tomography • echografie • single photon absorptiometrie (SPA) • dual photon absorptiometrie (DPA)

  46. DUAL ENERGY X-RAY-ABSORPTIOMETRIE • DEXA of DXA • rontgenbuis die twee foton-energiestralen opwekt • hoge resolutie • hoge precisie en nauwkeurigheid • altijd zelfde soort apparaat bij monitoring BMD! • korte scantijden (5 min.) • lage stralingsdosis • wervelkolom, femurhals, onderarm, totale lichaam • bij wervelkolom bij ouderen: pas op: • wervelcompressie, osteofyten, vaatverkalking

  47. DEXA

  48. QUANTITATIVE COMPUTED TOMOGRAPHY • QCT • ruimtelijk onderscheid corticaal en trabeculair bot • driedimensionale meting (g / cm3) • lastiger techniek • kostbaar • relatief hoge stralingsdosis

  49. QCT

  50. ECHOGRAFIE • toepassing bij botdensitometrie nog bestudeerd • beoordeling botstructuur • correlatie met andere meetmethoden • hulp bij screening? • stralingsvrij

More Related