1 / 62

Wat zijn de werkelijke kosten van het onderwijs in het hbo? Jan Willem Bruins

Wat zijn de werkelijke kosten van het onderwijs in het hbo? Jan Willem Bruins (voorzitter centrale medezeggenschapsraad hogeschool Windesheim) Symposium BON 12 maart 2010. Rutte: 30-40% van de middelen in het HBO gaat op aan ‘gedoe’

mary
Download Presentation

Wat zijn de werkelijke kosten van het onderwijs in het hbo? Jan Willem Bruins

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Wat zijn de werkelijke kosten van het onderwijs in het hbo? Jan Willem Bruins (voorzitter centrale medezeggenschapsraad hogeschool Windesheim) Symposium BON 12 maart 2010

  2. Rutte: 30-40% van de middelen in het HBO gaat op aan ‘gedoe’ (Uitzending Gesprek met de minister-president van 21 januari 2011)

  3. Guusje ter Horst(HBO-raad): ‘De 30-40% van Rutte klopt niet’ (Uitzending Buitenhof van 23 januari 2011)

  4. Wie heeft gelijk? Mark Rutte of Guusje ter Horst? Beiden hebben gelijk…..

  5. Hoe zit het met de cijfers? Drie methoden om bekostiging primaire proces te berekenen 1. Van boven af: Berekening ‘overhead’ via BerenschotmethodeWat geen overhead is, is primair proces 2. Vanuit het personeelsbestand: Verhoudingsgetallen OP/OBP in fte’s OP is primair proces 3. Van onder af: Berekening bekostiging van alle activiteiten tussen docent en student Werkelijke inzet docent-fte’s in onderwijs is primair proces

  6. Eerste methode: Berenschot Meet de fte’s van de volgende generieke overheadfuncties: - College van Bestuur, lijnmanagement en managementondersteuning. - Personeel en Organisatie. - Financiën en Control. - Informatisering en Automatisering. - Marketing en Communicatie. - Kwaliteitszorg. - Juridische Zaken. - Facilitaire Zaken. Bron: M. Huijben, A.Geurtsen, Heeft iemand de overhead gezien?, 2008.

  7. Meet naast deze generieke overhead ookspecifieke overhead:- Hoofden hogeschoolspecifieke overheadfuncties.- Onderwijskundige beleidsmedewerkers.- Studievoorlichters / decanen / studentpsychologen.- Studentzaken (informatie, voorzieningen).- Centrale roosterzaken. - Medewerkers internationalisering.- Medewerkers kennisontwikkeling.- Studieloopbaanbegeleiders.- Medewerkers bibliotheek / mediatheek / AV-middelen.- Onderwijsadministratie.Bron: M. Huijben, A.Geurtsen, Heeft iemand de overhead gezien?, 2008.

  8. Berenschot overhead voor het hbo:(maart 2010) Eerste indicator: In fte’s: 25,2 % generieke overhead 10,8 % specifieke overhead Totaal 36,0 % van de fte’s is overhead Rapport Berenschot Overhead in het hbo, 2010(niet openbaar).

  9. Mark Rutte noemt het cijfer voor generieke en specifieke overhead. Guusje ter Horst noemt alleen het cijfer van de generieke overhead. Het probleem: Beiden hebben gelijk maar erkennen elkaars gelijk niet. Dit is representatief voor de ‘vervuiling’ van het gesprek over de vraag of er voldoende middelen ingezet worden in het primaire proces.

  10. Guusje ter Horst(HBO-raad): ‘Wat Rutte zegt klopt niet, overhead is 22%’ (Uitzending Buitenhof van 23 januari 2011)

  11. Tweede indicator: als percentage van de omzet Dan is overhead 34,7% Nadeel deze berekening: fte’s geven meer informatie Voordeel deze berekening: inclusief huisvestingskosten

  12. Vergelijking met ander onderwijs(alleen de generieke overhead): • HBO 25,2% (2007: 24,5%) (2003: 25,5%) • Universiteit 25,3% • VO 19,3%

  13. Nadelen Berenschotmethode: • Percentage niet-overhead-fte’s (100-36%)= 64% ‘primair proces’ Dit cijfer dekt het werkelijke probleem nog te veel toe: Decentrale overhead blijft gedeeltelijk onzichtbaar (bijv. middenmanagement, ict, administratie. En vooral: docenten doen ook veel niet-directe-onderwijstaken: coördinatie, commissies, kwaliteitszorg, etc.). • Over definitie ‘overhead’ blijft discussie

  14. Tweede methode: Verhouding OP-OBP(Onderzoek VMH februari 2011) Gemiddelde van 11 hogescholen: 57%(OP) – 43%(OBP) Hogeschool 1 54% - 46% Hogeschool 2 55% - 45% Hogeschool 3 59% - 41% Hogeschool 4 65% - 35% Hogeschool 5 53% - 47% Hogeschool 6 66% - 34% Hogeschool 7 50% - 50% Hogeschool 8 55% - 45% Hogeschool 9 52% - 48% Hogeschool 10 62% - 38% Hogeschool 11 61% - 39% Percentage werkelijk werkzaam als OP ligt lager: overstap van OP naar OBP Conclusie: iets meer dan de helft van het personeel is docent.

  15. Guusje ter Horst: ‘het grootste deel van personeelskosten is docenten… (Uitzending Buitenhof van 23 januari 2011)

  16. Voordeel tweede methode(OP-OBP): - eenvoud Nadeel: - decentrale overhead blijft nog steeds deels onzichtbaar - kloppen HRM-bestanden? (bijv: niet alle docent-fte werken in prim. onderwijsproces, ook als middenmanagement, onderzoek, contractactiviteiten, etc).

  17. Derde methode: Berekening van ‘onder af’: • In inzet docent-fte’s voor directe onderwijstaken • Op basis van: onderwijsactiviteiten x tijdsvergoeding docenten x gemiddelde personeelslast

  18. Uitkomsten derde methode:(Via methode Bouwens) Percentage middelen voor directe onderwijsuitvoeringEerste hogeschool: 21%

  19. Guusje ter Horst: ‘cijfer van Bouwens klopt niet volgens ander onderzoek’ (maar HBO-raad kan geen inzage geven in dat ‘andere’ onderzoek). (Uitzending Buitenhof van 23 januari 2011)

  20. Berekening methode Bouwens op tweede hogeschool Inzet middelen voor directe onderwijsactiviteiten: 23,4% (2007) 25% (2009)

  21. Welke voordelen heeft de Bouwens-methode? 1. Het maakt duidelijk welk deel van de middelen van de hogeschool naar directe onderwijsuitvoering gaat. Is dat genoeg? 2. Decentrale overhead wordt zichtbaar: binnen faculteiten of domeinen wordt ‘slechts’ de helft van het budget aan directe onderwijsuitvoering besteed. 3. Voor debat over uitbreiding contacturen/verhoging studielast: Meer contactles/begeleiding vraagt relatief maar heel weinig extra middelen(stel 10% meer contacttijd: 10% van 25% = 2,5% meer kosten)

  22. Ter vergelijking: Middelen ‘primair proces’ Methode 1 +/- 65% (Berenschot) Methode 2 +/- 53% (Verhouding OP/OBP) Methode 3 +/- 25% (Bouwens)

  23. HBO-raad minimaal 50% werkelijkheid maximaal 25%

  24. Enkele oorzaken verwaarlozing bekostiging primair proces: • Financiële voordelen van fusies en schaalvergroting zijn ernstig overschat.

  25. Bij schaalvergroting ontbreken schaalvoordelen voor de overhead • 300 fte> nauwelijks nog schaalvoordelen in • de overhead • Bron: M. Huijben, A.Geurtsen, Heeft iemand de overhead gezien?, 2008.

  26. Enkele oorzaken verwaarlozing bekostiging primair proces: • Financiële voordelen van fusies en schaalvergroting zijn ernstig overschat. 2. Mechanisme van verstoorde expansie en contractie (vb OP en OBP)

  27. Bij OBP: Verstoorde expansie en contractie: Expansie: wel uitbreiding bij meer werk Contractie: geen krimp bij minder werk Bij OP: Verstoorde expansie en contractie: Contractie: OP wil steeds minder les te geven…(werkdruk, carrière?) Expansie: OP via ‘ontdek je plekje’ naar OBP (kwaliteitszorg, adviseurs, etc.) Conclusie: Overhead groeit makkelijker dan primair proces vanwege dit mechanisme van verstoorde expansie en contractie

  28. Enkele oorzaken verwaarlozing bekostiging primair proces: • Financiële voordelen van fusies en schaalvergroting zijn ernstig overschat • Mechanisme van verstoorde expansie en contractie (vb OP en OBP) 3. Bedrijfsmatig denken leidt ook tot kostenstijgingen (vb toetsing)

  29. ‘Bedrijfsmatig denken’: • Soms juist kostenstijging door arbeidsspecialisatie/schaalvergoting • De toetsing • Vroeger: • Docent nam zelf toets af in laatste lesweek van een blok of semester. • kosten: alleen uurtarief docent. • Nu: • Docent moet toets in speciale enveloppe met juiste codes inleveren bij het toetsbureau • Toetsbureau gaat alle ontvangen toetsen administreren • Roosterbureau inventariseert nogmaals bij docenten welke vakken getoetst moeten worden • Als de lijst met toetsen eindelijk klopt worden de toetsen ingeroosterd • Rooster wordt digitaal gepubliceerd: vaak correcties nodig • Studenten moeten zich digitaal inschrijven • Studenten maken toets: moeten zich legitimeren(fraudegevoelig) • Surveillance tijdens toetsing door ‘goedkope’ uitzendkrachten (vaak zonder de juiste • kennis en ervaring om goed toezicht te houden: fraudegevoelig). • Surveillanten brengen toetsen naar het toetsbureau • Docent krijgen bericht dat ze hun toets kunnen ophalen en moeten een • handtekening zetten bij ophalen • Docent gaat zelf nakijken of mc-toets gaat naar correctiebureau • Kosten: reken maar uit!

  30. Enkele oorzaken verwaarlozing bekostiging primaire onderwijsproces: • Financiële voordelen van fusies en schaalvergroting zijn ernstig overschat • Wet van de verstoorde expansie en contractie (vb OP en OBP) 3. Bedrijfsmatig denken leidt ook tot kostenstijgingen (vb toetsing) • 4. Bestuur en management te weinig ‘onderwijs’-minded, te veel gericht op marktaandeel, risicomijding, imago en prestige(vastgoed) • 5. ‘Beroepseer’ ook in de overhead(maakt processen duurder) • Marketing: zo professioneel mogelijke reclame • ICT: zo professioneel mogelijke systemen • Repro: zo professioneel mogelijk drukwerk • Vastgoed: zo professioneel mogelijk bouwen • Veel investeren in praktijkgericht onderzoek/weinig bekostigd: • (sector hbo: honderden miljoenen voor niet bekostigd onderzoek en wordt nog meer)

  31. Oplossingen voor betere bekostiging primair proces Erkenning van de problematiek door bestuurders, toezichthouders, ministerie en politiek (onderzoek rekenkamer?) Borg met normpercentages de aanwending van middelen in primair proces, bijvoorbeeld: a. minimum voor direct onderwijs (HBO-raad 50%!) b. maximum voor overhead en kapitaalslasten c. onderwijs geen sluitpost bij interne verdeelsystematiek! In jaarverslagen meer kengetallen voor benchmarken, bijvoorbeeld: a. de verhouding OP/OBP b. de docent-student ratio

  32. Meer dualisme in onderwijsbestuur • (Bestuurders te veel eigenaar van onderwijsbedrijf) • a. Extern: door overheid en onderwijscoöperatie • - oormerking budgetten • - wetgeving voor meer ‘dialectiek’ in bestuur • (goed: Wet versterking besturing en WNT) • - oog hebben voor market failures: • bijv. geen outputfinanciering • - goedkopere externe kwaliteitszorg • (accreditatie is een miljoenen-industrie) • b. Intern: • - RvT meer onafhankelijk • - geef onderwijs aan docent terug • - versterk medezeggenschap: • meer instemmingsrechten, ook op onderwijsbeleid.

  33. Bestaat er een therapie voor feitenfobie? Ja, als bestuurders en overheid de feiten durven te erkennen! Symposium Bon 12 maart 2010

  34. Uitgaven per diploma Privaat Publiek x€1000x €1000 % x€1000 % 1998 Wo (master) 102 10 10 92 90 Hbo 88 11 13 77 87 Mbo 79 18 23 61 77 2009 Wo (master) 154 15 9 139 91 Hbo 146 16 11 130 89 Mbo 143 28 20 114 80 Conclusie: kosten per diploma nemen toe, investeringen primair proces nemen af (Zonder inflatie-correctie van ongeveer 25%) Bron: CBS Jaarboek Onderwijs in Cijfers 2010, p. 40.

  35. Bijlagen

  36. Als percentages van de totale omzet: • Salarislasten overheadfuncties 20,7% • Automatiseringskosten 2,4% • Huisvestingskosten 10,8% • Uitbestedingskosten overhead 0,8 % Totaal 34,7% (Berenschot-methode generieke en specifieke overhead)

  37. Toelichting bij noodzaak maximumpercentage kapitaalslasten MBO: Voor het eerst sinds lumpsum intro in 1992 in de rode cijfers in 2008. Vanwege hoge investeringen in vaste activa: 1,1 miljard euro In 2008 solvabiliteit in één klap met 7 procentpunten omlaag. Hoger onderwijs: In 2008 werd voor 1,1 miljard euro in gebouwen, inventaris en apparatuur geïnvesteerd. Dat is ruim 27 procent meer dan in 2007. Gevolg: een toename van de langlopende schulden. Gevolg: structurele sterke toename afschrijvingen en rentelasten. Solvabiliteit 2008: MBO 0,39 HBO: 0,36 WO: 0,54 (bron: cbs Jaarboek Onderwijs in Cijfers 2010, p.72 en 86.)

  38. Hoger onderwijs verhouding studenten-personeelsleden X 1000 2000/01 2005/06 2008/09 Studenten: Hbo 312,7 356,8 383,7 Wo 166,3 205,9 220,5 Personeelsleden: Hbo 21,7 24,5 28,6 Wo 40,0 36,9 37,7 Verhouding studenten/personeelsleden: Hbo14,4 14,6 13,4 Wo4,16 5,6 5,8 Nodig: uitsplitsing OP/OBP. Bron: CBS Jaarboek Onderwijs in Cijfers 2010, p.82

  39. OESO Overheidsuitgaven aan onderwijs Jaar: 2000 2006 2007 2008 2009 Mld euro: 20,7 29,5 30,3 32,5 33,9 Als % van het BBP: 5,0 5,5 5,3 5,5 5,9 Bron: CBS Jaarboek Onderwijs in Cijfers 2010, p. 52.

  40. Nogmaals de decentrale overhead in fte’s Percentage OP (alleen domeinen/faculteiten) • 79% 2006 79% 2007 79% (inclusief onderzoek) 2008 79% (inclusief onderzoek) • 78% (inclusief onderzoek) 2010 79% (inclusief onderzoek) • dus een decentrale overhead van 21% • sinds invoering onderzoek groeiende afname inzet docent fte’s in onderwijs

  41. Eventueel aan te vullen met kengetal student-docent ratio (19550st/761docenten) • 26,8 2006 27,2 2007 24,8 2008 24,3 2009 25,7

  42. Methode Bouwens is eenvoudig en betrouwbaar:

  43. Variant op Bouwens Begroting tweede Hogeschool (2008) Totaal middelen 100% Naar opleidingen: 77% Opleidingen dragen af: aan diensten 21% aan huisvesting 10% 31% Resteert voor opleidingen 46%

  44. Welk percentage van de toegekende 46% besteedt een opleiding aan directe onderwijsuitvoering? Voorbeeld berekeningen: School of Media School of B & E School of Education(LVO)

  45. School of Media (incl. deeltijd) jaar 1: Lessen(14 groepen x 18 uur x 4 periodes x 7 weken= 7056 lessen In dbu’s: 7056 x 2,2 dbu = 15523 dbu : 1659 dbu = 9,4 fte SLB 2275 dbu : 1659 dbu = 1,4 fte Totaal inzet fte’s direct onderwijs jaar 1 = 10,8 fte Voor ‘jaar’ 2 t/m 4 en deeltijd: (2:12250 + 3:9000 + 4:6200) Deeltijd 4500 dbu Totaal 31950 dbu : 1659 = 19,3 fte Totaal aantal fte’s jaar 1 t/m 4: 30,1 fte Als percentage van totaal aantal fte’s: 30,1 : 58 fte = 52%

  46. School of B&E Jaar 1: Lessen: 26 groepen x 14 lessen x 4 periodes x 7 weken = 10.192 lessen In dbu’s: 10.192 x 2,3 dbu = 25.442:1659 dbu = 14,1 fte SLB: (26 groepen x 4 periodes x 35 dbu) : 1659 = 2,2 fte Overig: module beheer, etc.: 2,5 fte Totaal inzet fte’s direct onderwijs jaar 1 18,8 fte Schatting voor ‘jaar’ 2 t/m 4: 0,7 x 18,8 fte x 3 jaar[1]39,3 fte Totaal aantal fte’s jaar 1 t/m 58,1 fte Als percentage van totaal aantal fte’s: 58,1 : 127 fte = 46% [1] 0,7 op basis van ongeveer 25% van de studenten die stopt na eerste jaar. Verder is verondersteld dat kosten per jaar vergelijkbaar zijn: er wordt in hogere jaren minder lesgegeven maar meer andere vormen van begeleiding.

More Related