1 / 10

3.6 Rekenen aan reacties

3.6 Rekenen aan reacties. 4T Nask2 3 Verbrandingen. Terugblik. Stoffen reageren in een vaste massaverhouding. Deze kom je te weten door: 1. een kloppende reactievergelijking te hebben 2. de molecuulmassa´s te berekenen

Download Presentation

3.6 Rekenen aan reacties

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. 3.6 Rekenen aan reacties 4T Nask2 3 Verbrandingen

  2. Terugblik • Stoffen reageren in een vaste massaverhouding. Deze kom je te weten door: • 1. een kloppende reactievergelijking te hebben • 2. de molecuulmassa´s te berekenen • Deze massaverhouding geeft aan dat als deze massa´s met elkaar reageren, er GEEN beginstoffen overblijven.

  3. Overmaat • Van één van de beginstoffen is teveel. • Niet goed: • Er ontstaat een mengsel. Deze moet gereinigd worden. Dit kost geld. • Teveel wordt weggegooid. Weggegooid geld.

  4. Berekenen overmaat • Valkuil: beide beginstoffen worden gegeven. • Knip de vraag met overmaat in 2-en. • Bv. Je hebt 10 gram zuurstof en 5 gram koper. Bij de reactie ontstaat koperoxide. • Welke stof is in overmaat? • Welke massa’s stoffen heb je na de reactie?

  5. 2 vragen van maken • 1. hoeveel gram koper reageert met 10 gram zuurstof? • 2. hoeveel gram zuurstof reageert met 5 gram koper? • Deze moet je daan uitrekenen. • Maar eerst de reactievergelijking: Cu (s) + O2 (g)  CuO (s)

  6. Vraag 1 • rv: Cu (s) + O2 (g)  CuO (s) • mv: 63,5 g 32 g 95,5 g • gg: x 10 • Er is voor 10 gram O2: 19,84 g Cu nodig (reken na) • Je hebt 5 g Cu. • Je hebt dus Cu te weinig. • Je moet berekenen: de overmaat dus vraag 2 proberen.

  7. Vraag 2 rv: Cu (s) + O2 (g)  CuO (s) mv: 63,5 g 32 g 95,5 g gg: 5 x Er is voor 5 gram Cu: 2,52 g O2 nodig (reken na) Je had 10 g O2: er is dus over: 10-2,52 = 7,48 g O2= overmaat

  8. Massa en volume • Vaste stoffen worden weergegeven in mg, g of kg. • Vloeistoffen en gassen worden weergegeven in mL, cm3, L, dm3 of m3. • Dit is een volume-eenheid. • De massa per volume-eenheid wordt altijd gegeven.

  9. Voorbeeld • Bij een reactie wordt 200 mL stikstofgas gevormd. • De massa van 1 mL = 0,00117 g / mL : 1 x 200 0,00117 : 1 = 0,00117 0,00117 x 200 = 0,234 g

  10. LET OP • Wordt een massa gevraagd, reken dan eerst het volume om in een massa • Wordt een volume gevraagd, reken aan het einde van de opgave de massa om naar het volume • De eenheden die je vermenigvuldigd of deelt, moeten altijd dezelfde zijn. (dus bv. niet g x kg)

More Related