1 / 24

Hoofdstuk 10 Handel en Marketing

Hoofdstuk 10 Handel en Marketing . Het spel van de handelspolitiek. Vrijhandel versus protectionisme. Vrijhandel is handel die volledig plaatsvindt volgens de wetten van vraag en aanbod, zonder enige vorm van belemmering. ( blz 115)

dermot
Download Presentation

Hoofdstuk 10 Handel en Marketing

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Hoofdstuk 10 Handel en Marketing Het spel van de handelspolitiek

  2. Vrijhandel versus protectionisme Vrijhandel is handel die volledig plaatsvindt volgens de wetten van vraag en aanbod, zonder enige vorm van belemmering. (blz 115) Protectionisme: de handelspolitiek die als doel heeft de bescherming van de eigen industrie door middel van handelsbelemmerende maatregelen. Producten uit het buitenland worden op de een of andere manier geweerd. ( blz 116)

  3. Voordelen van vrijhandel Efficiëntere inzet van de productiefactoren. (Je produceert daar waar het produceren het goedkoopst is.) Vergroting van de afzet (je kunt ook op de markten in het buitenland verkopen.) Stimuleert de concurrentie waardoor de prijzen dalen. Voorkomt handelsoorlogen. ( blz 115)

  4. Economische argumenten voor protectionisme Werkgelegenheid. Tegengaan van dumping (de spullen worden aangeboden voor een prijs die lager is dan de kostprijs. Dit doe je om van productieoverschotten af te komen, een marktaandeel te verwerven of om van de concurrentie af te komen.) Infant-industry- argument: om beginnende industrie te beschermen, want al het begin is moeilijk. (blz 117)

  5. Vervolg economische argumenten 4) Pauper-labouragument: ter bescherming tegen producten uit lage-lonen landen. 5) Het betalingsbalansargument: de betalingsbalans moet in evenwicht zijn. Dit betekent dat de uitgaven van een land aan import ongeveer gelijk moet zijn aan de inkomsten vanuit de export. 6) Inkomstenbron van de overheid: de heffingen vullen de schatkist. (blz 118)

  6. Niet-economische argumenten voor protectionisme 1) Onafhankelijkheidsargument: een land wil niet te afhankelijk worden van het buitenland. Een eigen productie maakt je minder kwetsbaar bij oorlogen, misoogsten in het buitenland en dergelijke. 2) Milieu, gezondheid en veiligheid. Door accijnzen (een soort belasting) wordt het gebruik ontmoedigd. Denk aan accijnzen op alcohol en sigaretten. (blz 118)

  7. Nadelig gevolg van protectionisme Het risico is groot als een land een protectionistische maatregel neemt dat een ander land een tegenmaatregel neemt. Op deze manier gaan beide landen er uiteindelijk op achteruit.

  8. Toename protectionisme in de wereldhandel Economische teruggang. Toenemende internationale samenwerking tussen handelspartners. Vervaging van de grenzen. (blz 119)

  9. Handelsbelemmerende maatregelen Tarifair: belemmeringen gebaseerd op invoerheffingen . Non-tarifair: alle andere maatregelen van de overheid om buitenlandse goederen van de nationale markt te weren. (blz 119)

  10. Tarifaire handelsbelemmeingen Invoerrechten Contingenten Exportsubsidies (blz 120)

  11. Schema bladzijde 119 van handelsbelemmeringen Op bladzijde 119 staan alle handelsbelemmeringen in een schema. In de volgende dia’s worden alle begrippen uitgelegd. Houdt het schema er dus bij als je de volgende dia’s bekijkt. ( blz 119)

  12. Invoerrechten (andere naam is douanerechten) Vaste invoerrechten: - waarderechten: vast percentage van de douanewaarde. - specifieke rechten: vast bedrag per eenheid. Variabele invoerrechten: de hoogte van het percentage is afhankelijk van de hoogte van de prijs van het product. (blz 120)

  13. Weetjes over invoerrechten 1) Invoerrechten kunnen voor het ene product anders zijn dan voor een ander product. 2) Kunnen voor goederen uit het ene land anders zijn dan voor goederen uit een ander land. Als dat zo is, dan spreek je van discriminatie. 3) Autonoom invoerrecht wordt door het land zelf vastgesteld. Een conventioneel invoerrecht worden door onderhandelingen in een handelsverdrag vastgesteld.

  14. Vervolg weetjes over invoerrechten. 4) Grondstoffen worden niet of nauwelijks belast, halffabricaten tegen een hoger tarief, eindproducten worden het zwaarst belast. 5) Invoerrechten worden geheven op het moment van invoer in de EU tegen een gemeenschappelijk EU-tarief. Er is binnen de EU geen afzonderlijk douanegebied. Alle invoerrechten gaan naar Brussel. Zie als voorbeeld de tabel op bladzijde 121.

  15. Contingenten Hoeveelheidscontingent: vastgestelde maximale hoeveelheid van een bepaald product die binnen een bepaalde periode in een land ingevoerd mag worden. Is het maximum bereikt, dan kunnen de producten gedurende dat jaar niet meer worden ingevoerd. (blz 121)

  16. Vervolg Contingenten Waardecontingenten: het maximum van wat er mag worden ingevoerd, wordt nu in geld uitgedrukt. Tariefcontingent: er is een hoog en een laag tarief aan invoerrechten. Er mag maar een beperkte hoeveelheid het land in tegen het lage invoertarief. Als die hoeveelheid op is, geldt het hogere tarief. Bekijk het voorbeeld op blz122.

  17. Vrijwillige exportbeperking Om te voorkomen dat invoerlanden handelsbelemmeringen instellen, kan een uitvoerland zijn uitvoer vrijwillig beperken. Dit wordt ook wel auto-limitatie genoemd. Deze ‘vrijwillige’ exportbeperking kan bilateraal of multilateraal zijn. (Tussen twee of meerdere landen.) Als een uitvoerend land de export niet ‘vrijwillig’ beperkt, kan het invoerende land een volledige blokkade opwerpen. Er wordt dan helemaal niets meer ingevoerd. (blz 122)

  18. Joint-ventures Deze samenwerking tussen bedrijven is bedacht om de contingenten te omzeilen. De productie van de goederen vindt dan plaats binnen het invoerende land. Er hoeft dan niet te worden ingevoerd. (zie blz 122)

  19. Exportsubsidies Tegemoetkoming van de overheid aan de exportbedrijven om de concurrentie van deze bedrijven te vergroten op de buitenlandse markten. Voorbeelden: voordelige leningen (exportkredieten). (blz 123)

  20. Richtlijnen voor exportsubsidies. De OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) zorgt voor internationale richtlijnen voor de exportkredieten. Er geldt bijvoorbeeld een minimaal rentepercentage en een maximale leningstermijn voor een exportkrediet. (blz 123)

  21. Non-tarifaire handelsbelemmeringen Niet financiële maatregelen van de overheid om buitenlandse goederen buiten het land te houden. Naarmate tarifaire voorschriften worden afgeschaft, verzinnen de landen vaak andere manieren om de invoer te belemmeren: Technische voorschriften Hygiënische voorschriften Douanevoorschriften (blz 124)

  22. Voorbeelden douanevoorschriften Bewust ingewikkeld en tijdrovend maken van douaneformaliteiten. Deviezen (vreemd geldcontrole): je kunt niet aan het vreemde geld komen om de goederen te betalen. Allerlei andere manieren. (blz 124)

  23. Marktvormen Als ondernemer kun je niet zelf de prijs bepalen. Dat gebeurt door ‘de markt’. Afhankelijk van het aantal aanbieders, aantal vragers en het soort goed, bestaan er vijf marktvormen: 1) monopolie 2) Homogeen oligopolie 3) Heterogeen oligopolie 4) Monopolistische concurrentie 5) Volledige (blz 125-127)

  24. Schema op bladzijde 125 Homogeen goed: product is helemaal hetzelfde. Heterogeen goed: product is niet helemaal hetzelfde. Aantal aanbieders en vragers bepalen met welke abstracte markt je te maken hebt.

More Related