1 / 64

Het Attische Drama

Het Attische Drama. Korte historische situering. Het hoogtepunt van het Griekse drama, zowel tragedie als komedie, valt samen met de klassieke periode (vijfde tot vierde eeuw v.C.).

delta
Download Presentation

Het Attische Drama

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Het Attische Drama

  2. Korte historische situering • Het hoogtepunt van het Griekse drama, zowel tragedie als komedie, valt samen met de klassieke periode (vijfde tot vierde eeuw v.C.). • De klassieke periode begint met de Perzische oorlogen (490-479 v.C.), waarin de verenigde Grieken het machtige Perzische rijk versloegen. • In de daaropvolgende periode wordt de basis gelegd voor de enorme politieke en culturele bloei van Athene.

  3. Het theater • Tragedie en komedie zijn teksten bestemd voor opvoering. • Dankzij aanwijzingen in de teksten zelf, materiële resten van theaters en andere archeologische vondsten, kunnen we ons een tamelijk precies beeld vormen van de opvoeringsomstandigheden. • De drie belangrijkste theaters uit de vijfde en vierde eeuw: • Thorikos theater (Oosten van Attika) • Dionusos theater (Athene) • Epidauros theater (Argolis)

  4. Thorikos Theater

  5. Dionusos Theater

  6. Epidauros Theater

  7. Delen van het theater • Koilon/Theatron = Schouwburg (publieksruimte) • Orchèstra = Speelruimte (letterlijk: dansplaats) • Skènè = Toneelhuis • Parodoi = Toegangen • Peripatos = Middengang • Galerij • Tempel • Altaar

  8. Fragmenten • Als inleiding op de komedie en de tragedie worden een aantal (ludieke?) fragmenten voorgelezen. • In welk genre horen de fragmenten thuis en waarom? • Fragment uit Wolken (Aristofanes) • Fragment uit Bakchanten (Euripides)

  9. De Tragedie

  10. Tragedie (1) • De tragedie is het origineelste en wellicht meest aangrijpende genre dat de Griekse literatuur heeft voortgebracht. • Het is een uniek concept, zonder parallellen in andere oude of moderne orale culturen. • Het kan nog steeds zijn originele functie vervullen, met gelijkaardige effecten.

  11. Tragedie (2) • De voornaamste antieke bron over de tragedie is Aristoteles’ Poetica, zowel voor historische feiten of hypothesen als voor technische termen. • “De tragedie is een uitbeelding van een ernstige en volledige handeling die een zekere omvang heeft; in verfraaide taal waarvan iedere soort apart voorkomt in de onderscheiden delen; door mensen die handelen en niet door middel van een vertelling; die door medelijden en angst de katharsis bewerkstelligt van dergelijke hevige emoties.”

  12. Oorsprong en vroegste ontwikkeling (1) • De oorsprong ligt waarschijnlijk in de cultus voor Dionusos. • De naam van het genre, trag-oidia, betekent ‘bokkenzang’, waaruit de link met Dionusos duidelijk wordt. Het dier was immers aan de god gewijd. • De reden voor de naam ontsnapt ons: Was het koor aanvankelijk verkleed als bokken? Was de prijs voor het winnende koor een bok? Werd bij de wedstrijden een bok geofferd?

  13. Oorsprong en vroegste ontwikkeling (2) • Aanvankelijk ontstond het genre uit koorliederen of lofzangen voor Dionusos, dithyramben, die gepaard gingen met een aantal rituelen. • De koorleider zou, aanvankelijk improviserend, het koor van antwoord hebben gediend en zo een soort eerste acteur zijn geworden. • De Griekse term voor acteur is hypokritès, wat ‘antwoorder’ betekent. • Met de eerste acteur is de naam Thespis verbonden, een Athener die in 534 v.C. de liederen tot vraag- en antwoordspel maakte.

  14. Oorsprong en vroegste ontwikkeling (3) • Hoe de Grieken de sprong hebben gemaakt naar echt drama is niet achterhaalbaar. • Het ging om een geleidelijke evolutie van ‘het ritueel evoceren van steeds dezelfde religieus-mythologische verhalen’ naar echt drama met actuele vraagstelling in een steeds wisselende en originele plot. • Aan het begin van de vijfde eeuw was de evolutie van ritueel naar individueel drama voltrokken. Tragedie wordt het belangrijkste poëtische genre van de klassieke periode en verdringt het epos en de lyriek.

  15. Performance voor de Polis • Tragedies werden opgevoerd in openlucht, tijdens de Grote Dionusia, een zevendaags religieus festival. • Tijdens dit festival waren drie dagen voorbehouden voor de tragediewedstrijden. • De tragedie-opvoeringen waren dus onderdeel van een ruimer maatschappelijk-politiek-religieus geheel. • Het gaat om een geïnstitutionaliseerd polisgebeuren.

  16. Verschillen met het hedendaags concept van toneel • Theatertechnisch week het Grieks drama op vele punten af van ons concept van een toneelvoorstelling: • Het ging om openluchtvoorstellingen die overdag doorgingen voor een massapubliek. • Het aantal sprekende acteurs was beperkt tot drie. • Het koor, dat zong en danste, speelde een zeer belangrijke rol. Door sommige auteurs werd het beschouwd als een extra acteur, het dialogeert, inter-ageert en reflecteert. • Alle acteurs en koorleden waren mannen die maskers droegen om hun personage te verduidelijken. • Sommige stukken eindigen met een deus ex machina, om een scheve situatie ‘recht te zetten’. • De tragici waren niet alleen de auteur, maar ook regisseur, choreograaf, componist en soms zelfs acteur.

  17. Aristoteles’ definitie • “De tragedie is een uitbeelding van een ernstige en volledige handeling(1)die een zekere omvang heeft; in verfraaide taal (2) waarvan iedere soort apart voorkomt in de onderscheiden delen (3); door mensen die handelen (4) en niet door middel van een vertelling; die door medelijden en angst de katharsisbewerkstelligt van dergelijke hevige emoties.”

  18. (1) Inhoud • De inhoud is een ‘ernstige en volledige handeling’ die vrees en medelijden oproept. • De meeste tragedies behandelen een of andere conflictsituatiewaarbij de mens, in confrontatie met de goden, zijn noodlot, zichzelf of zijn medemens, op zijn eigen grenzen en beperkingen botst. • De tragedies behandelen bijna uitsluitend traditionele mythologische stof, bekend van de archaïsche epen. • Het publiek kende dus meestal de grote lijnen en de afloop van het verhaal. De dichter kon wel innoveren in de plot.

  19. (2) Metrum en kunsttaal • De ‘verfraaide taal’ verwijst naar het metrum en de kunsttaal die de tragedie kenmerken. • De acteursgedeelten zijn (grotendeels) gesproken, gebruiken een ietwat verheven variant van het Attisch met Ionisch-epische invloeden, en staan meestal in jambische trimeters. • De koorgedeelten zijn gezongen, hanteren een Dorisch getinte taal en staan in ad hoc lyrische metra, met overeenkomst tussen strofe en antistrofe.

  20. (3) Formele kenmerken van de tragedie • Met ‘onderscheiden delen’ heeft Aristoteles het over de standaardstructuur van de tragedie, die bestaat uit: • De prologos: het eerste acteursgedeelte met voorstelling van de situatie of expositio. • De parodos: de opkomst van het koor en de eerste koorzang, soms in beurtzang met de acteurs. • De epeisodia: de aktes of acteursgedeelten, soms met interventies van het koor of de koorleider. • De stasima: de koorzangen, soms in beurtzang met de acteurs (in dat geval kommos genoemd). • De exodos: het slotgedeelte, na het laatste stasimon.

  21. (4) Drama-karakter • Performance-karakter (drama < drao = handelen) • De plot wordt door sprekende en handelende personages uitgebeeld, zonder bemiddeling van een verteller.

  22. Belangrijke thema’s • Hamartia: fout/vergissing/schuld die fataal blijkt te zijn en leidt tot een desis(knoop of crisis). • Pathos: lijden/pijn; het tonen of vertellen ervan roept medelijden en angst op, en verwekt het typische ‘genot’ van de tragedie, dankzij de identificatiemogelijkheid vanop veilige afstand. • Anagnorismos: herkenning, hetzij letterlijk, hetzij figuurlijk, waarbij de tragische held tot inzicht komt. Dit gebeurt vaak via een bodeverhaal. • Peripeteia: ommekeer, waarbij de plot een wending neemt; de beste tragische plot brengt een omslag mee van geluk naar ongeluk.

  23. Oefening op structuur van de tragedie • Lees het verhaal van Oedipus (basisboek p. 320-324). • Waar past het fragment in de vaste opbouw van de tragedie? • Wat was de oorzaak van de verwikkelingen? • Leg uit.

  24. Belangrijke personages • Protagonist: De eerste acteur. • Antagonist: De tweede acteur, dankzij de antagonist kon de dialoog een eigen leven leiden, los van het koor. Dit is vaak een concurrent van de protagonist. • Tritagonist: De derde acteur; dialoog en actie kwamen hierdoor meer op de voorgrond, ook omdat één acteur verschillende rollen kon spelen. Dit is vaak een minder belangrijk personage (bv. Bemiddelaar, overloper, …) • Bode: Personage dat het verhaal samenvat • Ziener: Profeet of spreekbuis van de goden • Koor: Vertegenwoordigt het volg en geeft commentaar.

  25. Oefening personages • Neem opnieuw het verhaal van Oedipus erbij (basisboek p. 320-324). • Pas de verschillende rollen toe op Oedipus: Wie is wie? • Vat de inhoud samen. • Wat verhaalt het koor in het groter geheel van de tragedie? • Hoe is de houding van het koor tegenover de personages? • Welke boodschap verkondigt het koor? • Welke rol speelt het koor, gelet op dit fragment?

  26. Oedipus: het volledige verhaal • http://www.youtube.com/watch?v=oXyek9Ddus4 • Waar kunnen we de volgend elementen terugvinden? • Fout/vergissing • Pijn/lijden • Ommekeer • Herkenning/inzicht

  27. De tragische held • Een tragische held mag niet helemaal goed zijn, maar ook niet helemaal slecht. Hij is het best “iets beter dan de gemiddelde mens”, zodat herkenbaarheid mogelijk is, en daardoor ook angst (fobos) en medelijden (eleos). (cf. Aristoteles)

  28. Katharsis & Hubris • Katharsis = reiniging, loutering, uitzuivering • De interpretatie van de term is onzeker: • Worden de toeschouwers gelouterd? Wordt het pijnlijke karakter van de gebeurtenissen weggenomen? • Algemene interpretatie: Het zuiverend inzicht bij personages en toeschouwers, teweeggebracht door emotionele en verstandelijke betrokkenheid bij de tragedie. • Hubris = hoogmoed of overmoed • Het onderwerp van een klassieke tragedie is steeds de ondergang van een hooggeplaatste persoon – een symbolische voorstelling van ‘de’ mens. • Hij gaat ten onder omdat hij in zijn overmoed de grenzen heeft overschreden van wat een mens geoorloofd is.

  29. Deus ex machina • Wanneer Griekse dramaturgen de door hen opgeroepen conflicten niet rationeel konden oplossen, voerden ze dikwijls een godheid ten tonele om de zaak recht te trekken. • Deze godheid werd dan via een soort kraan vanuit de hoogte neergelaten. • In ruimere betekenis: onverwachte en plotse ontknoping.

  30. Drie eenheden • De drie eenheden zijn bindende regels voor het schrijven van een klassieke tragedie. • Ze werden onterecht toegeschreven aan Aristoteles. Pas in de Renaissance werden de drie eenheden echter als ‘wet’ geformuleerd. In de oudheid werden deze louter praktische eenheden niet strikt gevolgd. • Het gaat om: • De eenheid van tijd: de handeling speelt zich af binnen een etmaal (24 uur). • De eenheid van plaats: de handeling speelt zich geheel op dezelfde plaats af. Informatie van elders wordt via een bode overgebracht. • De eenheid van handeling: uitweidingen en episodes die weinig of niets met de hoofdhandeling te maken hebben, moeten worden geweerd.

  31. De drie grote tragici • Aischulos • Sofokles • Euripides

  32. Aischulos • °525/524 in Eleusis en †456/455 in Gela (Sicilië). • Hij streed mee in Marathon en Salamis. • Zijn eerste opvoeringen vonden plaats tussen 499 en 496. • Hij schreef zijn stukken eerst voor twee, later voor drie acteurs, in plechtige, beeldrijke taal, met moeilijke koorgedeelten • Van zijn ca. 80 tragedies zijn er 7 overgeleverd: • De Perzen • De Zeven tegen Thebe • Smekelingen • Prometheus Geboeid • Oresteia-trilogie • Agememnoon • De Offerplengsters • De Eumeniden

  33. Sofokles • °496 in Kolonos (Athene) en †406/405 in Athene • Hij bekleedde vooraanstaande administratieve en militaire functies in de Atheense polis. • Hoogstaande stukken die de 3-acteursregel respecteren. • Van zijn 123 tragedies zijn er 7 overgeleverd: • Aias • Vrouwen uit Trachis • Antigone • Koning Oidipous • Elektra • Filoktetes • Oidipous in Kolonos

  34. Euripides • °485-480 op Salamis en †406 in Pella • Hij was maatschappelijk minder acties en vertrok op uitnodiging van de Makedonische koning Archelaos naar Pella. • Hij respecteerde telkens de 3-acteursregel, maar hechtte minder belang aan het koor. De koorpartijen vormden geen organisch geheel meer met het drama zelf. • Van zijn stukken zijn er 17 tragedies bewaard: • Alkestis • Medeia • Herakleidai • Hippolutos • Andromache • Hekabe • Hiketides • Ioon • Elektra • Herakles • Trojaanse Vrouwen • Ifigeneia bij de Tauriërs • Helena • De Fenicische vrouwen • Orestes • Ifigeneia in Aulis • Bakchanten

  35. De Komedie

  36. De komedie (1) • De komedie is als het ware de keerzijde van de tragedie. • Opvoeringsomstandigheden en formele kenmerken vertonen een grote overeenkomst, maar inhoud en toon zijn radicaal verschillend. • De komedie is een uitbeelding van mensen die weliswaar minder goed zijn dan gemiddeld, maar toch niet behept met alle vormen van slechtheid. (uit de Poetica van Aristoteles) • Het lachwekkende is onderdeel van het slechte. Lachwekkend is immers een fout of een lelijke eigenschap, tenminste als ze geen pijn of ondergang veroorzaakt.

  37. De komedie (2) • Het verschil met de tragedie is ook duidelijk te merken aan de maskers van de acteurs: lelijk en verdraaid, maar zonder uitdrukking van pijn.

  38. Oorsprong en vroegste ontwikkeling • Als voorloper van de komedie moeten waarschijnlijk de “fallische gezangen” worden aangeduid. • De term ‘komedie’ hangt wellicht samen met kômos, een wilde feeststoet van al dan niet dronken jongelui. • De naam doet dus meteen denken aan het koor. De centrale rol van het koor blijkt ook uit de titels van vele Atheense stukken (cf. Kikkers, Wolken, Wespen, Vogels,…). • Vanaf 486 kreeg de komedie een plaats op de Dionusia.

  39. Vorm en opvoeringspraktijk in Athene • De opvoeringen vonden plaats in wedstrijdverband, als onderdeel van burgerlijk-religieuze festivals, aanvankelijk de Dionusia, vanaf 442 de Lènaia. • De komediewedstrijd was geconcentreerd op 1 dag, waarop 5 dichters elk 1 stuk voorstelden. • Het aantal acteurs was beperkt, maar de 3-acteursregel werd minder strikt gerespecteerd. • Het koor had een belangrijke rol. • Het genre had vaak een maatschappijkritische en politieke inhoud.

  40. Al lachend zegt een zot de waarheid. • De komedie had, net zoals de tragedie, een moraliserende en didactische functie: • “We brengen onze jongelui samen in het theater om ze van staatswege op te voeden met komedies en tragedies. WE doen ze kijken naar de kwaliteiten van mensen van weleer én naar hun slechte kanten, om hen van die laatste af te houden en naar die eerste te doen streven. De komediedichters laten we toe die burgers te beschimpen en te bespotten die ze zien handelen op een lelijke en de stad onwaardige manier. Dat doen we in het belang van die burgers zelf, want de publieke terechtwijzing maakt hen beter, en ook het brede publiek, want dat zal gelijkaardige openlijke aanklachten proberen te vermijden.” (uit de dialoog Anacharsis van Loukianos)

  41. De boodschap van de komediedichter • Soms richt de komediedichter zich rechtstreeks tot het publiek, waarbij het koor als spreekbuis wordt gebruikt. • Soms brengt de dichter zijn boodschap indirect over, via het bekritiseren of ridiculiseren van kwalijke figuren of bewegingen, of door het tonen van een hilarisch-utopische betere wereld. • De dichter heeft dus twee doelstellingen: • Het publiek doen lachen. • Het publiek doen nadenken.

  42. Middelen en motieven • Een simpele, verzonnen en fantasierijke plot (bv. Vrouwen gaan in seksstaking, mensen gaan bij vogels wonen, Dionusos trekt naar de onderwereld om een van de overleden tragici terug te halen, …) • Rechtstreekse persoonlijke aanvallen tegen vooraanstaande politici en intellectuelen • Schunnige en scatologische grappen • Verrassende en groteske ensceneringen (bv. Fallussen en koorkostumeringen) • Woordspelingen en absurdistische neologismen • Parodie van mythen en tragedies (literaire humor)

  43. Aristofanes • Aristofanes is de enige comicus uit de klassieke periode van wie volledige stukken bewaard bleven. • Geboren voor 445 en gestorven na 338 • Hij volgde het culturele en intellectuele leven van zijn tijd van nabij en met een kritische/satirische blik. • Volledig bewaard zijn 11 komedies: • Acharniërs • Ridders • Wolken • Wespen • Vrede • Vogels • Lusistratè • Thesmoforiazousai • Kikkers • Ekklèsiazousai • Rijkdom

  44. Lysistrata (1) • Lysistrata is een komedie van Aristofanes. • Het stuk werd opgevoerd in 411 v.C. in Athene. • Het gaat over de missie van een vrouw om de Peloponnesische oorlog te stoppen. • Lysistrata overtuigt de vrouwen van Griekenland om in seksstaking te gaan, om de mannen te dwingen om een vredesverdrag te sluiten.

  45. Lysistrata (2) • Twee vrijwilligers mogen een stukje van de komedie brengen.

  46. Van Oude naar Nieuwe Komedie • De Attische komedie wordt traditioneel in drie fasen ingedeeld: • de Oude Komedie • de Midden Komedie • de Nieuwe Komedie.

  47. De Oude Komedie • De Oude Komedie hangt samen met de vijfde-eeuwsepolisdemocratie. • Openlijke politieke en maatschappijkritiek zijn essentiële kenmerken.

  48. De Midden Komedie • In de Midden Komedie wordt een ander type toonaangevend: De psychologische karakterkomedie met typetjes. • Voorbeelden: de stoute zoon, de slimme slaaf, de vrek, … • Politiek en actualiteit spelen nog nauwelijks een rol. • Het koor boet in aan belang en de politieke uitlaatklep waarvoor het koor werd gebruikt verdwijnt.

  49. De Nieuwe Komedie (1) • In de Nieuwe Komedie zet de tendens naar een realistische situation comedy over het dagelijkse leven van de modale Athener zich door. • Dit type bloeit vooral op tijdens de Hellenistische periode. • Menandros (342-293) wordt hiervan de belangrijkste vertegenwoordiger. • Van deze dichter bleef 1 volledige komedie bewaard op papyrus: De Duskolos(“Meneer Malcontent”)

  50. De Nieuwe Komedie (2) • Het koor is enkel nog een stoet van dronkenmannen die niets meer met de inhoud van het stuk te maken heeft. • De stukken zijn burgerlijk-moraliserend, werken met vaste types en hebben een happy end: een huwelijk. • Het centrale thema is de liefde. • De band met de polis is weggevallen en ook de inhoud is niet meer lokaal gebonden. • Beroepsacteurs trekken rond van stad naar stad.

More Related