1 / 16

Vragen LP04OWL01

Vragen LP04OWL01. Training & energie. Vraag 1. Welke energiebron wordt (voornamelijk) gebruik bij de eerste  10 sec. A) aerobe systeem B) anaerobe systeem C) vrije ATP en creatinefosfaat. Energiesystemen. Vraag 2. Bij inspanningen langer dan 20 min. wordt er voornamelijk ... verbrandt.

Download Presentation

Vragen LP04OWL01

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Vragen LP04OWL01 Training & energie

  2. Vraag 1 Welke energiebron wordt (voornamelijk) gebruik bij de eerste 10 sec. • A) aerobe systeem • B) anaerobe systeem • C) vrije ATP en creatinefosfaat

  3. Energiesystemen

  4. Vraag 2 Bij inspanningen langer dan 20 min. wordt er voornamelijk ... verbrandt. • A) Koolhydraten (glycogeen, glucose) • B) Vetten (free fatty acid – FFA) • C) Creatinefosfaat (CP)

  5. Vraag 3 • Is hieronder sprake van supercompensatie of overtraining?

  6. Vraag 4 • Wanneer kan je in het onderstaande figuur het beste een nieuwe trainingsprikkel geven?

  7. Vraag 5 • Wat is geen grondmotorische eigenschap? • A) lenigheid • B) Kracht • C) Snelheid • D) Body Mass Index

  8. Vraag 6 • De afnemende meeropbrengt geeft aan dat: • A) effect van training verdwijnt door minder vaak te trainen • B) Je specifiek moet trainen • C) Je een sterkere trainingsprikkel nodig hebt voor trainingseffect en dat deze afneemt

  9. Vraag 7 • Welke factoren horen bij de trainingsprincipes • Overload (grotere belasting dan lichaam gewend is) • Supercompensatie (herstel naar hoger niveau) • Specificiteit (je wordt beter in wat je oefent) • Reversibiliteit (bereikt effect van training verdwijnt bij verminderde of geen activiteit) • Afnemende meeropbrengt (grotere belasting prikkel nodig voor trainingseffect en effect neemt af)

  10. Vraag 8 FITT staat voor: • Frequentie Intensiteit Tijd Type Welke factor wordt als belangrijkste gezien (de Morree, et al.) • Frequentie • Intensiteit • Tijd • Type

  11. Vraag 9 • Frequentie is het aantal series dat iemand uitvoert bij krachttraining. • A) Juist • B) Onjuist • Frequentie is het aantal trainingen per week Aantal series x het aantal herhalingen per serie = omvang

  12. Vraag 10 • Welke variabele is het meest valide om trainingseffecten te meten? • A) Hartslag frequentie • B) VO2max (via gasanalyse) • C) Borgschaal • C) Afstand afgelegd (bijv. Cooper test)

  13. Vraag 11 • Waardoor is de EPOC (Excess Post Exercise oxygen consumption) groter dan de oxygen dificit in de onderstaande figuur.

  14. Antwoord vraag 11 EPOC is groter dan de oxygen deficit door: toename metabole activiteit • Grotere activiteit ademhalingspieren en hart • Verhoogde temperatuur en adrenaline gehalte

  15. Alactisch - lactisch– koolhydraten - vetten

More Related