1 / 33

VRAAG 10

VRAAG 10. Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen.

clodia
Download Presentation

VRAAG 10

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. VRAAG 10 Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • Een persbericht van een staalbedrijf over hun geboekte winsten tijdens het voorlaatste kwartaal van 2004 lokte een reactie uit op het forum van de website van debeurs.nl. Deze reactie luidde als volgt: “Maar voor hoelang kan het zulke mooie cijfers regenen? En ook is de vraag of China het wel zo kan volhouden. Ik denk dat er weer een negatief nieuwtje komt en dan weer de hele staal sector in waarde daalt.” Dit is een duidelijke illustratie van: • fetisjisme aan goederen • een immaterieel sociaal feit • mechanische solidariteit • verpaupering

  2. Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • Geen antwoord: 64.50%! • 14 % correct • A. fetisjisme aan goederen • Hoofdstuk 9 – pg. 301 • Marx! • Fetisjisme aan de goederen: • Goederen : gebruikswaarde  ruilwaarde (kapitalisme) • Door het marktmechanisme krijgen ze externe, onafhankelijke, mystieke realiteit • Mensen vergeten dat arbeid waarde geeft aan goederen en de creatie van waarde wordt verkeerd toegekend aan de markt waar relaties tussen dingen centraal staan

  3. WAAR-VALS-VRAGEN Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen

  4. VRAAG 11 Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • Welke stelling is FOUT? • Bij symbolisch handelen is het handelen van de persoon gericht op een betekenis, die niet inherent afhankelijk is van de fysische materie van de drager van die betekenis; bij sociaal handelen is het handelen van de persoon gericht op het handelen van anderen • Als de hond van Pavlow begint te kwijlen bij het horen van de bel, is dit omdat hij het associeert met eten – je zou dit in feite een voorbeeld van een symbool kunnen noemen • Zonder coöperatie kunnen we niet spreken van conformiteit • Rijke mensen, die in een buurt leven waar veel mensen nog rijker zijn dan henzelf, zijn vaak ongelukkiger dan arme mensen die in een buurt leven waar veel mensen nog slechter af zijn dan het arme gezin zelf. Dit is een voorbeeld van relatieve deprivatie

  5. Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • 35 % correct • C. Zonder coöperatie kunnen we niet spreken van conformiteit • Hoofdstuk 1 – pg. 22 • Foute stelling: Eer er tot COÖPERATIE kan overgegaan worden, dient men een minimum aan CONFORMITEIT mbt het navolgen van de afspraken te verwachten. Comformiteit is een deelaspect van samenwerking of coöperatie • Verwarring met stelling B. (35%) • Als de hond van Pavlow begint te kwijlen bij het horen van de bel, is dit omdat hij het associeert met eten – je zou dit in feite een voorbeeld van een symbool kunnen noemen • Juist, het symbool voegt betekenis toe aan de materiële werkelijkheid.

  6. VRAAG 12 Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • Welke stelling is FOUT? • In Duffel wordt er maandelijks een pittig en plezant dorpsfeest georganiseerd. De ene maand is het kaas en wijn, de andere maand worst en bier. Op basis van dit feit zouden we kunnen aannemen dat in Duffel waarschijnlijk geen ideational culture heerst • Gebruiken zoals de neus in een zakdoek snuiten en het niet boeren aan tafel zijn mogelijk ontstaan als gevolg van statusangst • De historiciteit van instituties duidt op de menselijke basis van het ontstaan ervan • Bevolkingsdruk kan in verband gebracht worden met het ontstaan van staten, maar niet met het ontstaan van klassenstratificatie

  7. Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • 30,50 % correct • D. Bevolkingsdruk kan in verband gebracht worden met het ontstaan van staten, maar niet met het ontstaan van klassenstratificatie • Hoofdstuk 7 – pg. 243 • Foute stelling: bevolkingdruk kan wel in verband gebracht worden met het ontstaan van klassenstratificatie.

  8. VRAAG 13 Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • Welke stelling is FOUT? • Zuilen organiseren mensen op horizontale basis: ze blijven dus binnen de klassengrenzen • De samenhang tussen leeftijd en conservatisme is een voorbeeld van covariantie • Uitspraken als “eerlijkheid duurt het langst“ zijn een vorm van legitimatie • Zolang het hoger kader niet beseft dat ze eigenlijk onderdrukt worden door hun personeel, vormen ze een ‘klasse an sich’

  9. Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • 57,50 % correct • Zuilen organiseren mensen op horizontale basis: ze blijven dus binnen de klassengrenzen • Hoofdstuk 8 – pg. 284 • Foute stelling: zuilen organiseren mensen op VERTICALE basis, dus over de sociale stratificatiegrenzen heen

  10. VRAAG 14 Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • Welke stelling is FOUT? • De stelling dat “alle rijkdom in feite diefstal is”, is een belangrijk onderdeel van de communistische utopie • Het socialisatieproces brengt de samenleving in de mens • De onderontwikkeling van Afrika verklaren op basis van exploitatie van het Westen, steunt op de modernisatietheorie • Het animisme en totemisme zijn religies waarbij er geen onderscheid wordt gemaakt tussen het bovennatuurlijke en het alledaagse leven

  11. Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • 42 % correct • De onderontwikkeling van Afrika verklaren op basis van exploitatie van het Westen, steunt op de modernisatietheorie. • Hoofdstuk 6 – pg. 205 • Foute stelling: dependentietheorie (de tegenhanger van de modernisatietheorie) • Dependentietheorie: onderontwikkeling is het gevolg van exploitatierelaties tussen ontwikkelde en onderontwikkelde landen. • Modernisatietheorie: samenlevingen kennen een parallelle ontwikkeling. Verschillen in ontwikkeling zijn een verschil in timing.

  12. VRAAG 15 Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • Welke stelling is FOUT? • Volgens Inglehart valt de overgang van een industriële naar een postindustriële samenleving samen met de overgang van een materialistische naar een postmaterialistische cultuur • Anti-globalisatie aanhangers zijn een groep net omdat ze een gemeenschappelijk belang hebben • Alle (boeren)families uit het 17de eeuwse boerendorpje Poelkapelle menen dat de man het grootste stuk vlees moet krijgen, want hij moet het hardste werk verzetten. Dit is een voorbeeld van mechanische solidariteit (Durkheim) • Studenten die samen een groepstaakje maken, vormen volgens Elias een figuratie

  13. Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • 18 % correct • B. Anti- globalisatie aanhangers zijn een groep net omdat ze een gemeenschappelijk belang hebben. • Hoofdstuk 3 – pg. 90 • Een gemeenschappelijk belang hebben is op zich niet voldoende om een groep te vormen, er moet SOCIALE INTERACTIE zijn, dat is cruciaal. • Vaak verwarring met antwoord C. (25%) en D. (16%). • C. Mechanische solidariteit: Komt voor in een niet – gedifferentieerde sociale structuur. Ze vervullen min of meer dezelfde functie met identieke maatschappelijke taken en verantwoordelijkheden. In Poelkapelle zijn het allemaal boeren, die hetzelfde over de verdeling van voedsel denken. Juiste stelling • D. Figuratie: een groep mensen die samen een afhankelijkheidsverband vormen  mensen die een groepstaakje maken zijn van elkaar afhankelijk

  14. VRAAG 16 Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • Welke stelling is JUIST? • Je zou kunnen stellen dat volgens de Marxistische theorie het kapitalisme een noodzakelijke fase was die diende doorlopen te worden alvorens een sociale revolutie en communistische samenleving te bereiken • Ondanks de huidige seculariseringstrend, blijft Piet in volle overtuiging wekelijks de eucharistieviering bijwonen. Volgens Webers handelingstypologie is dit een voorbeeld van traditioneel handelen • Het atomium is een immaterieel cultuurelement in België omdat het bepaalde Belgische waarden uitdraagt • De vooruitgang van het culturele wordt gekenmerkt door accumulatie, terwijl de vooruitgang van het biologische gekenmerkt wordt door evolutie. Bij accumulatie worden oude kenmerken ‘ingeruild’, terwijl bij evolutie ‘voortgebouwd’ wordt op oude kenmerken

  15. Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • 61.50 % correct • Je zou kunnen stellen dat volgens de Marxistische theorie het kapitalisme een noodzakelijke fase was die diende doorlopen te worden alvorens een sociale revolutie en communistische samenleving te bereiken • Hoofdstuk 9 – pg. 300 • Juiste stelling • B. bewust van de traditie  waarde rationeel handelen • C. het atomium is een cultureel artefact en dus een voorbeeld van materiële cultuur. • D. evolutie (biologisch)  oude kenmerken inruilen  aanpassing accumulatie (cultureel)  voortbouwen op oude kenmerken

  16. VRAAG 17 • Welke stelling is JUIST? • De economie wordt bepaald door de politiek, volgens de theorie van Marx • De adel heeft een bepaalde leefstijl gemeenschappelijk. Daarom meent Weber dat zij een klasse vormen • Een denominatie ziet het eigen geloof als de alomvattende religieuze waarheid maar keert zich in tegenstelling tot een sekte niet af van de wereld • De stelling “moeder is de baas in huis” onderschrijft juist de normen van het patriarchaat omdat impliciet de economische macht aan de man wordt toegewezen Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen

  17. Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • 29% correct • D. De stelling “moeder is de baas in huis” onderschrijft juist de normen van het patriarchaat omdat impliciet de economische macht aan de man wordt toegewezen • Hoofdstuk 7 – pg. 260 • Juiste stelling • Verwarring met antwoord B. (23%) en D. (14%) • A. Onderbouw (economie) bepaalt bovenbouw (religie, recht en staat) • B. de adel kan gezien worden als een statusgroep (sociale eer, gemeenschappelijke levensstijl, sociale omgang binnen de groep). Klassen hebben betrekking op de economische sfeer. Status gaat daar mee samen, maar hun basis ligt niet in de economische marktsituatie. • C. denominatie  geen allesomvattende religieuze waarheid + keert zich niet af van de wereld sekte  allesomvattende religieuze waarheid + afkeer van de wereld

  18. VRAAG 18 Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • Welke stelling is JUIST? • Kristin verdient de kost als prostituee. Als ze de meester van haar zoon Frankje in haar bed treft, blijft ze deze zien als meester van haar zoon en kan ze de moederlijke gevoelens niet aan de kant zetten. Hierdoor lukt het niet om haar werk naar behoren te vervullen. Meester Marc wordt vriendelijk de deur gewezen. Dit is een voorbeeld van een rollenconflict. • In een meritocratie zijn familiebedrijven de meest logische organisatievormen • Ouderlijke aanmoediging blijkt weinig belang te hebben voor de latere jobsituatie van de kinderen • In onze moderne overlegeconomie gaat de arbeidersbeweging uit van een tegencultuur

  19. Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • 83.50 % correct • A. Kristin verdient de kost als prostituee. Als ze de meester van haar zien Frankje in haar bed treft, blijft ze deze zien als meester van haar zoon en kan ze de moederlijke gevoelens niet aan de kant zetten. Hierdoor lukt het niet om haar werk naar behoren te vervullen. Meester Marc wordt vriendelijk de deur gewezen. Dit is een voorbeeld van een rollenconflict. • Hoofdstuk 3 – pg. 108 • B. meritocratie: gebaseerd op verdiensten (verworven status) en dus NIET op familiebanden (toegeschreven status) • C. ouderlijke aanmoediging is WEL een belangrijke variabele in het proces van statusverwerving van kinderen. De wijze waarop ouders hun kinderen aanmoedigen om te studeren is niet in alle sociale lagen hetzelfde. • D. Een arbeidsbeweging is een ‘sociale beweging’ die ingaat tegen machthebbenden om bepaalde aspecten van de samenleving te veranderen, maar verwerpt het kapitalisme en de dominante waarden van de samenleving niet.

  20. VRAAG 19 Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • Welke stelling is JUIST? • Wanneer een groep de dominante klasse vormt zonder dat men hier bewust van is, noemt Dahrendorf dit een belangengroep • Durkheim onderscheidt zowel materiële en immateriële sociale feiten. Aansluitend toont hij aan dat het enkel de materiële zijn die een dwingend karakter hebben • Gert geeft er de brui aan, verlaat zijn burgerlijke leventje en wordt dakloze in Gent. Als Merton (anomietheorie) hem zou zien, zou hij hem bestempelen als een ‘typisch geval van terugtrekking’ • Op basis van de manier waarop mijn collega naar me kijkt, denk ik te weten of ik mag babbelen, of beter mijn mond kan houden! Dit komt door mijn looking-glass-self.

  21. Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • 60 % correct • C. Gert geeft er de brui aan, verlaat zijn burgerlijke leventje en wordt dakloze in Gent. Als Merton (anomietheorie) hem zou zien, zou hij hem bestempelen als een ‘typisch geval van terugtrekking’ • Hoofdstuk 5 – pg. 178 • A. Pas wanneer latente belangen die groepen (niet per se dominante klassen) kenmerken, omgevormd worden tot manifeste belangen kunnen we spreken over een belangengroep (bewust!). Wanneer men zich niet bewust is, vormt men een quasi-groep volgens Dahrendorf. • B. Het zijn sociale feiten (zowel immateriële als materiële) die een extern en dwingend karakter hebben • D. Looking-glass-self ontstaat uit interactie en omvat drie elementen. We zien onszelf zoals anderen ons zien. • We stellen ons de wijze voor waarop wij denken dat anderen ons zien, waarnemen en evalueren. • We interpreteren de reacties die anderen hebben • We ontwikkelen een zelfbeeld op basis van de evaluatie van de anderen.  ontbreekt!

  22. VRAAG 20 Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • Welke stelling is JUIST? • Elien heeft een buis voor wiskunde. Dit komt volgens haar omdat de juf haar niet kan uitstaan. Elien hanteert een interne controle locus • Betrokkenheid volgens Hirschi (sociale controletheorie) heeft betrekking op de vrees die men heeft voor de gevolgen van delinquent handelen • Normatief handelen vergroot in tijden van economische crisis (Durkheim) • Mensen kunnen van een teken een symbool maken als zij er een andere betekenis aan hechten dan de betekenis die voortvloeit uit de fysische drager

  23. Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • 43% correct • D. Mensen kunnen van een teken een symbool maken als zij er een andere betekenis aan hechten dan de betekenis die voortvloeit uit de fysische drager • Hoofdstuk 2 – pg. 56 • A. Elien hanteert EXTERNE controle locus  ze legt de oorzaak van de gevolgen buiten haarzelf • B. TOEGEWIJDHEID  vrees die men heeft voor de gevolgen van deliquent handelen Betrokkenheid  geen tijd op een deliquente levensstijl te ontwikkelen • C. ANOMIE versterkt eerder in tijden van economische crisis of economische voorspoed (vernietigen van de normatieve regelingen)

  24. ALGEMENE TIPS MCE • Vraag goed lezen(verschillende delen)! • Waar-vals-vragen  Vraagstelling (WAAR – FOUT) • Concepten herkennen in de opgave  antwoorden • Omgekeerd werken: vanuit de concepten in de antwoorden  opgave • Werken op basis van eliminatie kan helpen • Niet te lang stilstaan bij moeilijke vragen in eerste leesbeurt  tijd hebben voor alle eenvoudige vragen • Netheid! Roze formulier. • Stamnummer + permutatiecode • Geen twee bolletjes kleuren  FOUT Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen

  25. Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen

  26. Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen

  27. Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen

  28. GOKKEN?? • Gevaarlijk! • Enkel wanneer je nog geen 20 juiste antwoorden hebt • Enkel wanneer je twijfelt tussen 2 antwoorden (50% kans) Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen

  29. Hoe sociologie aanpakken? Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • De slides en notities zijn een perfecte aanvulling bij het handboek, maar het handboek blijft het beste uitgangspunt bij het studeren • Kennis theorie + inzicht (toepassingen) • Concepten! • Concrete voorbeelden erbij zoeken • termenlijst achteraan • Tip: inleiding eerste les! (voor alle vakken!)

  30. Doel vak SOCIOLOGIE Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • Inzicht in theorieën en begrippen • Manier van kijken naar de werkelijkheid • Praktische toepassing • Zie handboek • Zie lessen • Zie examen 30

  31. PRINCIPE Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • INZICHT TOEPASSING! • Vragen bestrijken de ganse cursus • Ook binnen elke vraag kunnen meerdere hoofdstukken vertegenwoordigd zijn. • DUS GEEN FOCUS OP: • Namen, data, precieze memorisatie van definities van begrippen 31

  32. Wat te kennen? Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen • Namenaltijd opgenomen samen met begrip of theorie • WEL: • “welke uitspraak klopt volgens Pareto’s elitetheorie” • NIET: • “welke uitspraak klopt volgens Pareto” • MAAR: • wel de absolute grotenDurkheim, Weber, Marx • namen interessant om de leerstof er aan op te hangen… • Kaders met voorbeelden •  te kennen •  ‘slim leren’: de concepten zijn belangrijk 32

  33. VEEL SUCCES! Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen

More Related