1 / 27

De veerman Charon

De veerman Charon. Afvaart van Aeneas. Aeneas en de Sibylle (met de Gouden Tak!) komen bij de veerman Charon aan.

Download Presentation

De veerman Charon

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. De veerman Charon Afvaart van Aeneas Aeneas en de Sibylle (met de Gouden Tak!) komen bij de veerman Charon aan.

  2. 295 Hinc via Tartarei quae fert Acherontis ad undas. Turbidus hic caeno vastaque voragine gurges297 aestuat atque omnem Cocyto eructat harenam.Hiervandaan (is) een weg die leidt naar de wateren van de onderaardse Acheron. Hier bruist een draaikolk, troebel van de modder en de ruige maalstroom en hij spuwt al het zand uit in de Cocytus. 295 hinc = vanaf de deur naar de Onderwereld, waar allerlei monsters waren. Tartarei – is een bijv. nw!!! Een bijv nw congr met een znw. = gen ev; congr. met Acherontis Acheron, Cocytus: rivieren in onderwereld. 296 caeno … voragine – abl; bep. bij turbidus (troebel door…)

  3. Portitor has horrendus aquas et flumina servat terribili squalore Charon,De huiveringwekkende veerman houdt toezicht op deze wateren en op de rivieren, Charon met vreselijke smerigheid, 298 has = acc mv*; congr met aquas horrendus = nom ev; congr met portitor * Hoe gaan de rijtjes van hic ook alweer?

  4. 299 cui plurima mento canities inculta iacet, stant lumina flamma,301 sordidus ex umeris nodo dependet amictus.op wiens kin zeer veel onverzorgd grijs haar ligt, zijn vlammende ogen staan (strak), een smerige mantel hangt naar beneden vanaf zijn schouders met een knoop. 299 cui – dativ. van qui, betr vnw (relativum). Hoe gaan die rijtjes ook alweer?

  5. 299 cui plurima mento canities inculta iacet, stant lumina flamma,301 sordidus ex umeris nodo dependet amictus.op wiens kin zeer veel onverzorgd grijs haar ligt, zijn vlammende ogen staan (strak), een smerige mantel hangt naar beneden vanaf zijn schouders met een knoop. • cui – betr vnw (dativ. van quis) • canities is ev. Lett.: grijsheid - metonymia: abstractum pro concreto (grijsheid ipv grijze haren) flamma – abl. qualitatis

  6. Ipse ratem conto subigit velisque ministrat et ferruginea subvectat corpora cumba,304 iam senior, sed cruda deo viridisque senectus.Zelf duwt hij zijn boot met een vaarboom en hij bestuurt de zeilen en hij vaart de lichamen naar de overkant met zijn roestkleurige boot,al een oude man, maar aan de god [is] een krasse en krachtige ouderdom. 303 ferruginea congr met cumba, niet met corpora. Scandeer maar: _ _ | _ vv|_ _ | _ _ | _ v v | _ _ et ferruginea subvectat corpora cumba, abl ev V acc mv onz abl ev V 304 deo – dat possessivus Met ‘deo’ wordt Charon bedoeld.

  7. Huc omnis turba ad ripas effusa ruebat, matres atque viri defunctaque corpora vita307 magnanimum heroum, Hierheen stroomde een hele tevoorschijn gestormde menigte naar de oevers, moeders en mannen en het leven voltooid hebbende lichamen van dappere helden, 305 huc = bij de rivier de Acheron 306 Welke stijlfiguur zie je in deze regel? trikolon: matres, viri, corpora.. met hierin een climax : matres 1 wrd viri 1 wrd defunctaque corpora vita magnanimum heroum – 6 wrdn Is ook het treurigst; zij waren beroemd. 307 heroum – gen mv.

  8. 307 pueri innuptaeque puellae, impositique rogis iuvenes ante ora parentum:jongens en ongehuwde meisjes, jongeren, neergelegd op brandstapels voor de gezichten van hun ouders: 307 Op de ene trikolon volgt een tweede, nu met de niet-volwassenen daar: pueri, puellae, iuvenes 308 Hier is sprake van pathos: extra schrijnend maken (ouders horen niet mee te maken dat hun kinderen sterven)

  9. quam multa in silvis autumni frigore primo lapsa cadunt folia,zo veel als er bladeren in de bossen vallen door de eerste herfstkou losgeraakt, 309 Begin van vergelijking. Benoem de delen. 1. Doden bij Chron 2. Worden vgl. met a. Herfstbladeren (310) b. Vogels (311) 3. Tertium comparationis: de grote aantallen 309 autumni Welke naamval? abl van het bijv nw autumnis. Hoe gaat het rijtje fortis ook alweer?

  10. aut ad terram gurgite ab alto quam multae glomerantur aves, ubi frigidus annus312 trans pontum fugat et terris immittit apricis.of evenveel als bij land uit de diepe zee vogels samendrommen, wanneer het koude jaar(getijde) (hen) verjaagt naar de andere kant van de zee en stuurt naar zonnige landen. -

  11. 313 Stabant orantes primi transmittere cursum tendebantque manus ripae ulterioris amore.Smekend stonden zij (er) om de oversteek als eersten te maken en ze strekten hun handen uit van verlangen naar de oever aan de overkant. -

  12. 315 Navita sed tristis nunc hos nunc accipit illos, ast alios longe summotos arcet harena.Maar de bedroefde schipper neemt nu eens dezen, dan weer die aan, maar anderen weert hij ver af van het zand nadat hij ze heeft weggejaagd. 316 ast = maar. Welke tegenstelling wordt hier gemaakt? Tussen de ene groep die wel wordt overgezet door Charon en de groep die niet wordt overgezet. Waarom zouden sommigen niet over mogen? Omdat ze geen correcte begrafenis hebben gehad (bv niet begraven of geen muntje onder de tong).

  13. Aeneas miratus enim motusque tumultu ‘dic,’ ait, ‘o virgo, quid vult concursus ad amnem?Aeneas, want (hij was) verbaasd en ontroerd door het tumult, zei: zeg, o vrouwe, wat betekent de samenloop bij de stroom? 318 virgo – Wie wordt hiermee bedoeld? de Sibylle

  14. 319 Quidve petunt animae? Vel quo discrimine ripas hae linquunt, illae remis vada livida verrunt?’Of wat zoeken de zielen? Of door welk onderscheid verlatendeze (zielen) de oever, [en] doorkruisen die (zielen) met roeiriemen het loodkleurige water? 319 Quid, quo : vormen van het vragend voornaamwoord. Quid = zelfstandig gebruikt; quo = bijvoeglijk gebruikt. De vormen v.h. vragend vnw zijn vrijwel gelijk aan die van het betr. vnw (relativum):

  15. 319 Quidve petunt animae? Vel quo discrimine ripas hae linquunt, illae remis vada livida verrunt?’Of wat zoeken de zielen? Of door welk onderscheid verlatendeze (zielen) de oever, [en] doorkruisen die (zielen) met roeiriemen het loodkleurige water? 319 Quid, quo : vormen van het vragend voornaamwoord. Quid = zelfstandig gebruikt; quo = bijvoeglijk gebruikt. 320 hae, illae: geven 2 groepen zielen aan. ` Waarom vrouwelijk? omdat anima in het Latijn vrouwelijk is. linquunt – waarom verlaten deze zielen de oever? omdat Charon ze niet wil overzetten.

  16. 321 Olli sic breviter fata est longaeva sacerdos: ‘Anchisa generate, deum certissima proles,Zo heeft de bejaarde priesteres kort tegen hem gesproken:Kind van Anchises, zeer zekere nakomeling van de goden, 321 olli = illi. Wie wordt bedoeld? Aeneas Wie is sacerdos? de Sibylle 322 generate – voc van generatus

  17. 323 Cocyti stagna alta vides Stygiamque paludem, di cuius iurare timent et fallere numen.je ziet het diepe meer van de Cocytus en het Stygische moeras, bij wiens goddelijke macht de goden vrezen een eed te zweren en (wiens goddelijke macht zij vrezen) te bedriegen. 324 di = dei (mv van deus) cuius – welke woordsoort? betr vnw (relativum) cuius verwijst naar ….? Stygiam paludem 324 Normaal wordt er van alle goden wel eens de macht aangeroepen, maar de God van de Onderwereld roep je liever niet. En je bedriegt hem niet!

  18. 325 Haec omnis, quam cernis, inops inhumataque turba est; portitor ille Charon; hi, quos vehit unda, sepulti.Heel deze menigte, die je ziet, is hulpeloos en onbegraven;die veerman is Charon; zij, die het water vervoert, zijn begraven. 325 inhumata – reden waarom ze niet over mogen. 326 sepulti: ellips van sunt.

  19. 327 Nec ripas datur horrendas et rauca fluenta transportare prius quam sedibus ossa quierunt.Het wordt (aan Charon) niet toegestaan hen (=doden) de huiveringwekkende oevers en de dofklinkende stromenover te zetten voordat hun botten rusten in een graf. 328 quierunt – welke vorm = quieverunt (3e mv perf; samengetrokken)

  20. 329 Centum errant annos volitantque haec litora circum; tum demum admissi stagna exoptata revisunt.’Zij dwalen 100 jaren en ze vliegen rondom deze kusten. Dan eindelijk, keren ze terug naar de zeer gewenste meren, nadat ze toestemming hebben gekregen. 330 tunc demum = na 100 jaar stagna exoptata = de meren in de onderwereld.

  21. 331 Constitit Anchisa satus et vestigia pressit multa putans sortemque animo miseratus iniquam.De zoon van Anchises bleef staan en hield haltterwijl hij veel overwoog en medelijden hebbend in zijn geest met het oneerlijke lot. -

  22. 333 Cernit ibi maestos et mortis honore carentes Leucaspim et Lyciae ductorem classis Oronten,Hij ziet daar de verdrietige en laatste eer missendeLeucaspis en de aanvoerder Orontes van het Lycische schip, 333-336 uitwerking van (332) sortem iniquam: Trojaanse helden; hadden beter lot verdiend maestos, carentes – acc mv omdat ze iets zeggen over Leucaspim én Oronten

  23. 335 quos simul a Troia ventosa per aequora vectos obruit Auster, aqua involvens navemque virosque.die, tegelijkertijd uit Troje over de winderige zeeën vertrokken, de Zuidenwind heeft bedolven, terwijl hij het schip en de mannen in het water verborg. 336 Ze hebben dus schipbreuk geleden (= geen goede begrafenis) navemque virosque - polysyndeton

More Related