1 / 73

Historisch-materialistische antwoorden op ongelijkheidvragen

Historisch-materialistische antwoorden op ongelijkheidvragen. Wout Ultee. Marx 1859. De kern van het historisch materialisme. uitgeschreven als een uitspraak. met zes clausules. a  b  c  d  e  f . WELKE productiewijze een samenleving ook kent,. a  b  c  d  e  f .

Download Presentation

Historisch-materialistische antwoorden op ongelijkheidvragen

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Historisch-materialistische antwoorden op ongelijkheidvragen Wout Ultee

  2. Marx 1859 De kern van het historisch materialisme uitgeschreven als een uitspraak met zes clausules

  3. a  b  c  d  e  f  WELKE productiewijze een samenleving ook kent,

  4. a  b  c  d  e  f  ELKE ongelijkheid in die samenleving

  5. a  b  c  d  e  f  berust op EEN OF ANDERE vorm van dwang;

  6. a  b  c  d  e  f  deze dwang leidt tot een BEPAALDE vorm van strijd

  7. a  b  c  d  e  f  en SOMS resulteert deze strijd in de afschaffing van de oude dwangmiddelen en het verdwijnen van de oude ongelijkheden

  8. a  b  c  d  e  f  en onder BEPAALDE omstandigheden tot de komst van gelijkheid.

  9. Op grond van clausule 3, volgens welke ongelijkheid op dwang berust, kan men de kern van het historisch materialisme de DWANGHYPOTHESE noemen

  10. Marx 1867, ook al Engels 1845 De kern van het historisch materialisme ingevuld: Het eerste bestanddeel van het klassieke historisch materialisme: DE ALGEMENE WET VAN DE KAPITALISTISCHE ACCUMULATIE

  11. a  b  c  d  e  f  In samenlevingen waar niet alleen spierkracht en gereedschap productiemiddelen zijn maar tevens machines en waar sommige personen eigenaar van machines zijn (kapitaalbezitters), terwijl andere personen moeten leven van de aanwending van hun arbeidskracht (arbeiders),

  12. a  b  c  d  e  f  dalen de arbeidslonen en stijgen de winsten van kapitaalbezitters,

  13. a  b  c  d  e  f  en wel doordat kapitaalbezitters dreigen met de vervanging van arbeidskracht door machines;

  14. a  b  c  d  e  f  tegen die dwang ontstaat gewelddadig verzet

  15. a  b  c  d  e  f  en als arbeiders zich van die dwang bewust worden en zich aaneensluiten, winnen ze deze gewelddadige strijd en wordt privé-eigendom van de productiemiddelen afgeschaft;

  16. a  b  c  d  e  f  en als de productiemiddelen gemeenschappelijk bezit worden, ontvangen mensen voortaan consumptiegoederen naar hunbehoeften.

  17. Onderzoeksbevinding na Marx: De leden van de arbeidende klasse worden niet armer

  18. Bernstein 1892 De kern van het historisch materialisme opnieuw ingevuld, de oude invulling wordt herzien: Het revisionistisch historisch materialisme en de SCHOLINGHYPOTHESE

  19. a  b  c  d  e  f  In kapitalistische samenlevingen zonder vrijheid van vereniging en vergadering en zonder een grondwet die aangeeft dat iedereen stemrecht voor een parlement heeft, die niet zegt dat ieders stem even zwaar weegt en die niet zegt dat ministers aan dit parlement verantwoording zijn verschuldigd,

  20. a  b  c  d  e  f  worden de arbeiders niet absoluut, maar wel relatief armer;

  21. a  b  c  d  e  f  de arbeiders gaan er absoluut op vooruit doordat arbeid met de mechanisering van de productiewijze geschoold raakt en kapitaalbezitters minder dwang op geschoolde dan op ongeschoolde arbeiders kunnen uitoefenen; de arbeiders worden relatief armer doordat scholing niet geheel de dwang teniet kan doen die kapitaalbezitters uitoefenen;

  22. a  b  c  d  e  f  onder deze omstandigheden wordt de strijd tussen arbeiders en kapitaalbezitters steeds meer een strijd om de uitbreiding van politieke rechten; die strijd is niet uitsluitend gewelddadig en heeft succes; naarmate de verworven politieke rechten ruimer zijn, wordt de strijd tussen arbeiders en kapitaalbezitters meer syndicalistisch en parlementair van aard, daarmee vreedzame vormen aannemend;

  23. a  b  c  d  e  f  wanneer de arbeiders zich in vakbonden en partijen aaneensluiten, krijgen ze bij stapsgewijze hervormingen allerlei sociale rechten,

  24. a  b  c  d  e  f  terwijl door de invoering van sociale rechten de inkomens van arbeiders en kapitaalbezitters ook in relatieve zin minder van elkaar gaan verschillen.

  25. Luxemburg 1913 De kern van het historisch materialisme opnieuw ingevuld maar zo dat de oude invulling zo veel mogelijk overeind blijft: Het orthodoxe historisch materialisme en de KOLONIALISMEHYPOTHESE

  26. a  b  c  d  e  f  Als kapitalistische samenlevingen koloniën hebben en aldus het moederland van een imperium zijn,

  27. a  b  c  d  e  f  dan stijgen in de moederlanden de lonen van arbeiders in absolute, maar niet in relatieve zin, terwijl de lonen van arbeiders in de koloniën in absolute zin dalen;

  28. a  b  c  d  e  f  en wel doordat kapitaalbezitters meer dwang uitoefenen over de arbeiders in hun koloniale ondernemingen, en met de daar gemaakte winsten de arbeiders in de moederlanden afkopen;

  29. a  b  c  d  e  f  het zoeken van moederlanden naar koloniën leidt tot oorlogen tussen de imperia,

  30. a  b  c  d  e  f  en deze oorlogen leiden tot de ondergang van het kapitalisme.

  31. Onderzoeksbevinding na Luxemburg: De koloniën worden zelfstandig

  32. Wallerstein 1973 De kern van het historisch materialisme weer anders ingevuld: Het orthodoxe historisch materialisme en de WERELDSYSTEEMTHEORIE

  33. In sommige kapitalistische landen bevinden zich de hoofdzetels van ondernemingen (het centrum van de kapitalistische wereldeconomie), in andere (de periferie) staan alleen nevenvestigingen, waarbij veelal in de nevenvestigingen grondstoffen worden gewonnen of verbouwd en in de hoofdzetels daaruit eindproducten worden vervaardigd; a  b  c  d  e  f 

  34. a  b  c  d  e  f  in het centrum stijgen de lonen absoluut en relatief, terwijl ze in de periferie relatief en absoluut dalen,

  35. a  b  c  d  e  f  en wel doordat ondernemingen met de hoofdzetel in het centrum en nevenvestigingen in de periferie (multinationals) meer dwang uitoefenen over arbeiders in de periferie dan over arbeiders in het centrum;

  36. a  b  c  d  e  f  hierdoor komen in de periferie gewelddadige bewegingen op tegen regeringen die multinationals niet aan banden leggen.

  37. Klein 2001 De kern van het historisch materialisme nog anders ingevuld, omdat de wereldsysteemtheorie uitging van vrijhandel in grondstoffen (geen invoerrechten in rijke landen daarop) en van belemmeringen bij de handel in eindproducten (rijke landen heffen invoerrechten op eindproducten als ze uit arme landen komen) Het orthodoxe historisch materialisme en de MONDIALISERINGHYPOTHESE

  38. a  b  c  d  e  f  In een wereld met vrijhandel in grondstoffen en eindproducten waarin wereldwijd in- en verkopende ondernemingen uit hoge-lonenlanden zich steeds meer toeleggen op merkgoederen,

  39. a  b  c  d  e  f  stijgt in hoge-lonenlanden de werkloosheid onder academici, dalen er in absolute zin de lonen voor ongeschoolde arbeid in de industrie en blijven in lage-lonenlanden deze lonen even laag als ze waren en de arbeidsomstandigheden even erbarmelijk,

  40. a  b  c  d  e  f  en wel omdat mondiale ondernemingen arbeid in hoge-lonenlanden vervangen door arbeid in lage-loonlanden en onderaannemers in lage-loonlanden tegen elkaar uitspelen;

  41. a  b  c  d  e  f  tegen deze dwang wordt tijdens bijeenkomsten van de wereldhandelsorganisatie (WTO) en andere internationale organen betoogd door studenten uit hoge-lonenlanden,

  42. a  b  c  d  e  f  en hoe meer deze studenten via het internet te weten komen van de leden van vakbonden in de landen met lage lonen over het optreden aldaar van onderaannemers en hoe meer deze studenten die kennis onderling uitwisselen,

  43. a  b  c  d  e  f  des te sneller wordt de aardbol een wereld zonder kinderarbeid waarin de productie voldoet aan veiligheidseisen en werknemers minstens het wettelijk minimumloon ontvangen en tevens een wereld zonder logo's.

  44. Marx 1867 Het tweede bestanddeel van de klassieke invulling van de kern van het historisch materialisme: DE DALINGHYPOTHESE

  45. a  b  c  d  e  f  In kapitalistische samenlevingen

  46. a  b  c  d  e  f  raakt de alsmaar groeiende hoeveelheid kapitaal bij steeds minder kapitaalbezitters geconcentreerd,

  47. a  b  c  d  e  f  en wel doordat grote eigenaren de kleine eigenaren door prijsafbraak uit de markt drijven.

  48. Marx 1867 Het derde bestanddeel van het klassieke historisch materialisme: DE GEEN-STIJGING HYPOTHESE

More Related