1 / 34

Contextgebied 3 (vervolg)

Contextgebied 3 (vervolg). Verkeer en veiligheid. Tandwielen. http://technopolis.be/content/files/ Educatief_pakket_Tandwielen.pdf?PHSESSID=e288353f35afb79da561c0d470653a57. Een hoogwieler. Omtreksnelheden van beide zijn even groot Hoeksnelheid van het grote voorwiel is kleiner.

agnes
Download Presentation

Contextgebied 3 (vervolg)

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Contextgebied 3 (vervolg) Verkeer en veiligheid

  2. Tandwielen http://technopolis.be/content/files/ Educatief_pakket_Tandwielen.pdf?PHSESSID=e288353f35afb79da561c0d470653a57

  3. Een hoogwieler Omtreksnelheden van beide zijn even groot Hoeksnelheid van het grote voorwiel is kleiner

  4. Het verzet van een fiets het kamrad (het voortandwiel) De omtreksnelheden van de tandwielen zijn even groot. De hoeksnelheid van het grote tandwiel is kleiner. het rondsel (het achtertandwiel) Tandwielverhouding 52/13 (4:1)Als de trappers 1 toer maken dan maakt het achterwiel 4 toeren

  5. Fcp en Fz We nemen een glazen buisje, waarvan de uiteinden zo glad mogelijk afgeslepen werden omeen minimale wrijving te bekomen. De rubberstop wordt aan een stevig, duntouw vastgemaakt, dat gemakkelijk en zonderveel wrijving door het glazen buisje kan schuiven. Aan het andere uiteinde van het touwtjekunnen we een of meer schijfmassa's bevestigen. Indien voor de rest de proef wordt uitgevoerd zoals op de figuur is aangegeven, is hetduidelijk, dat de centripetale kracht,om de rubberstop in de cirkelbaan te houden,geleverd wordt door de gravitatiekracht van deaarde op de schijfmassa's uitgeoefend.

  6. Fcp en Fz (vervolg) Om de juiste straal van de cirkel te kennen,prikken we in een kaartje twee gaatjes en steken het touwtje er door. We zorgen er voor,dat tijdens het ronddraaien van de stop hetkaartje precies onder het glazen buisje hangt (zolang het vrij kan bewegen, zal het waarschijnlijk tijdens het ronddraaien van de rubberstop om zijn eigen as wentelen). We houden de glazen buis in de hand en draaienzo eenparig mogelijk de rubberstop in een cirkelboven ons hoofd. We oefenen wat, om een zo eenparig mogelijke beweging te verkrijgen. Een tweede persoon meet met een chronometer de tijd, nodig om bijvoorbeeld vijftig om wentelingen te beschrijven. Vervolgens wisselen de twee personen de rollen om; we bepalen de gemiddelde tijd voor één omwenteling.

  7. Fcp en Fz (vervolg) massa van de rubberstop: _________ straal van de cirkel: _____________ tijd voor 50 omwentelingen:_____________ eerste persoon: _______________ tweede persoon: _______________ gemiddelde: _________________ tijd voor één omwenteling: T =_________ grootte van de snelheid: ___________ grootte van de middelpuntzoekende kracht (theoretische formule): Grootte van de zwaartekrachtop de schrijfmassa's: ____ Besluit: ____________

  8. Contextgebied 4 Evolutie en informatieoverdracht

  9. Website http://www.digischool.nl/bioplek/inhoudbovenbouw.html#voortplanting

  10. Voortplantingsorgaan van de man Zaadleider  Zaadblaasje Ejaculatiekanaal Voorstanderklier of prostaatklier Klier van Cowper

  11. Voortplantingsorgaan van de vrouw

  12. Voortplantingsorgaan van de vrouw

  13. Spermatogenese vs ovogenese Vier zaadcellen een rijpe eicel en drie poollichaampjes

  14. Spermatogenese vs ovogenese

  15. Hormonen bij man en vrouw FSH en LH productie in de hypofyse vanaf de puberteit

  16. De menstruele cyclus www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=1930 • In vier stappen • De folliculaire fase is de fase waarin de eicel rijpt • De ovulatie of eisprong • De luteale fase is de fase waarin de baarmoeder zich klaarmaakt voor een eventuele innesteling van de bevruchte eicel • De menstruatie is de fase waarin de baarmoeder slijmvlies afstoot www.woomb.org/bom/hormones/index_nl.html

  17. Secundaire geslachtskenmerken bij man en vrouw

  18. Tertiaire geslachtskenmerken Tertiaire geslachtskenmerken hebben te maken met psyche en gedrag. Voorbeelden: =Meisjes spreken eerder dan jongens =Meer jongens hebben spraakproblemen =Vrouwen gaan handiger met kleine voorwerpen om =Vrouwen zien sneller overeenkomsten =Vrouwen zijn gevoeliger voor emoties =Mannen hebben een beter ruimtelijk inzicht =Mannen oriënteren zich beter =Mannen scoren hoger in wiskunde =Jongens zijn vaker hyperactief Dit uit zich in cultuurgebonden rollenpatronen. Zoek hiervan voorbeelden!

  19. De ovulatie of eisprong In de eierstok barst een rijp eitje uit zijn follikel

  20. Degeneren van een onbevruchte eicel In de eileider degenereert een onbevruchte eicel

  21. De bevruchting

  22. Klievingsdelingen

  23. Delen van de blastula Embryonale knop Trofoblast of voedende laag Blastulaholte Glashuid

  24. Embryo op weg naar de baarmoeder Menselijk embryo, 2 dagen oud en bestaande uit 16 cellen, op weg naar de baarmoeder. Een menselijk embryo, 8 dagen oud, nestelt zich in de baarmoederwand

  25. Schematisch overzicht

  26. Uit Knack van 6 oktober 1999 Een bevrucht eitje heeft maar een klein tijdsvenster ter beschikking om van de eierstok naar de baarmoeder te gaan en zich succesvol in de wand in te nestelen. Het moment waarop het eitje zich in de baarmoederwand nestelde, kon worden vastgesteld. Daarvoor baseerden onderzoekers zich op het gehalte van het hormoon gonadotrofine, dat ook in klassieke zwangerschapstests wordt gebruikt. Dit hormoon wordt geproduceerd door cellen die de moederkoek zullen vormen, om te voorkomen dat vrouwen het ingeplante eitje samen met het slijm van de baarmoederwand uitstoten. In bijna alle gevallen bleek het eitje zich tussen zes en twaalf dagen na de ovulatie in te planten. Maar hoe later het tijdstip van innesteling, hoe geringer de kans dat het jonge embryo zich door de eerste zes weken sleepte. Na twaalf dagen is succes uitgesloten: geen enkel van de eitjes die zich later innestelden, kwam tot ontwikkeling. Het verschijnsel heeft twee mogelijke verklaringen. Na een aantal dagen wordt de baarmoederwand minder receptief voor een eitje. Het is ook mogelijk dat trage eitjes inherente fouten meeslepen, die sowieso een normale ontwikkeling moeilijk maken. Eerste week na de bevruchting

  27. Tweede week: ontwikkeling in het baarmoederslijmvlies

  28. Derde week: differentiatie

  29. Verdere embryonale ontwikkeling

  30. Tweelingen http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=2843

  31. Meerlingen www.azvub.be/CRG/images/triplet.jpg

  32. Erfelijke of ingeboren afwijkingen www.erfelijkeziekten.be/ziekten.html

  33. Aangeboren afwijkingen De relatie tussen het optreden van de door Softenon veroorzaakte afwijkingen en de verkoop van dit slaapmiddel. Dunne lijn: verkoopcijfers (januari 1961 = 100) Vette lijn: 845 slachtoffers (oktober 1961 = 100) Verklaar het tijdsverschil tussen de twee pieken Ledematen worden gevormd na 3-4 weken zwangerschap

  34. De geboorte http://www.pbs.org/wgbh/nova/miracle/

More Related