1 / 30

Bloedglucose regulerende medicatie bij diabetes

Bloedglucose regulerende medicatie bij diabetes. Een ‘kort’ overzicht van geneesmiddelen, interacties & aandachtspunten. Peer de Graaf, ziekenhuisapotheker. Afdeling ‘Klinische Farmacologie & Apotheek’, VU medisch centrum; Amsterdam. Inhoudsopgave:. Pathofysiologie van diabetes

Gabriel
Download Presentation

Bloedglucose regulerende medicatie bij diabetes

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Bloedglucose regulerende medicatie bij diabetes Een ‘kort’ overzicht van geneesmiddelen, interacties & aandachtspunten. Peer de Graaf, ziekenhuisapotheker. Afdeling ‘Klinische Farmacologie & Apotheek’, VU medisch centrum; Amsterdam.

  2. Inhoudsopgave: • Pathofysiologie van diabetes • Behandeling van diabetes • Beschikbare middelen bij diabetes: • sulfonylureumderivaten • thiazolidinedionen • dipeptidylpeptidase-4-remmers • glucagonachtig peptide-1-agonisten • overige bloedglucoseverlagende middelen • insulines • Bijwerkingen • Interacties

  3. Pathofysiologie van diabetes Verschillende vormen….: • Diabetes mellitus type 1 (DM1); • Latent auto-immune diabetes in adults (LADA); • Diabetes mellitus type 2 (DM2); • Maturity-onset diabetes of the young (MODY); • Maternal-inherited diabetes and deafness (MIDD); • Zwangerschapsdiabetes Algemeen kenmerk: te hoge bloedglucosewaarden.

  4. Pathofysiologie van diabetes Globale indeling diabetes + kenmerken: • Type 1: voorheen: insuline-afhankelijk • Absoluut insuline gebrek (geen functionerende β-cellen) • Jonge patiënten (vaak < 18 jaar) zonder overgewicht • Acute complicaties van diabetes (keto-acidose) • Type 2: voorheen: insuline onafhankelijk • Relatief insuline gebrek (wel functionerende β-cellen) • Oudere patienten met overgewicht • Chronische complicaties (mn. vasculair) • Verminderde respons op insuline • Insuline-resistentie (centrale adipositas, hypertensie, gestoorde glucosetolerantie en stoornissen in het vetspectrum: metabool syndroom)

  5. Pathofysiologie van diabetes Complicaties ten gevolge van diabetes: • Korte termijn: acute situaties • polydipsie/-urie: vaak dorst, veel plassen • vermoeidheid • schimmelinfecties • keto-acidose Acute complicaties komen relatief minder vaak voor: • Betere genees- en hulpmiddelen • Betere instelling op bloedglucosewaarden (o.a. nuchter, HbA1c) • Intensievere begeleiding in 1e en 2e lijn (ketenzorg)

  6. Pathofysiologie van diabetes Complicaties ten gevolge van diabetes: Lange termijn: chronische gevolgen Microvasculaire complicaties: nefropathie: nierschade (nierfunctiestoornissen) neuropathie: (tast)zenuwschade (ulcera, impotentie, gastroparese) retinopathie: oogzenuwschade (visusstoornissen) Macrovasculaire complicaties: hypertensie hypercholesterolemie Veel co-morbiditeiten: bron voor problemen…. Poly-farmacie: meer kans op farmacologische problemen (interacties!) Therapietrouw patiënt wordt snel slechter…. (o.a. bijwerkingen)

  7. Behandeling van diabetes Algemene doelstellingen therapie1,2: Preventie van complicaties op korte EN lange termijn! • Normalisering glucose- / HbA1c-waarden: • Glucose: nuchter: 4 – 7 mmol/l; 2 uur postprandiaal: < 9 mmol/l • HbA1c: < 7 % • Behandeling hypertensie (systolisch < 140mm) • Regulatie van lipiden/cholesterol (o.a. statines) 1: NHG-standaard Diabetes Mellitus 2 (2006) 2: NHG-standaard Cardiovasculair Risico Management (2006)

  8. Farmacotherapeutische opties: Diabetes type 1: • Insulines: • Kortwerkend • Middellangwerkend • Langwerkend • Bi-fasische mengsels Diabetes type 2: • Metformine • Sulfonylureum-derivaten • Thiazolidinedionen • Dipeptidylpeptidase-4-remmers • Glucagonachtig peptide-1-agonisten • Insulines

  9. Metformine: Plaats in de therapie: • 1e keus bij onvoldoende effect leefstijl adviezen • Dosering: 500-850 2-3dd; max. 3dd 1000mg (tijdens/na eten). Farmacologisch werkingsmechanisme: • Remming gluconeogenese + glycogenolyse (lever/spieren) • Toename perifere gevoeligheid insuline • Verhoging intracellulaire opname + verbruik glucose • Remming opname glucose

  10. Metformine: Meest voorkomende bijwerkingen: • > 10%: maagdarmklachten (braken, diarree; vaak reversibel!) • 1-10%: smaakstoornissen • < 1%: huidreacties (jeuk, roodheid), Vit B12 tekort Contra-indicaties: • Lactaat-acidose! • Verminderde nierfunctie (invloed op klaring) • Hypoxie: door verstoorde circulatie of longlijden (zie boven) • Leverfunctiestoornis, vasten, slecht ingestelde diabetes

  11. Metformine: Interacties: Ritonavir: remt de afbraak van metformine Contrast/NSAID’s: kan nierfunctiestoornis veroorzaken! Bijzonderheden: Zeer oud middel, terug van weggeweest…. Zeer veel bewijs voor effectiviteit op klinisch relevante eindpunten Niet ongevaarlijk: kans op lactaat acidose, nierfunctie = belangrijk Goed inzetbaar indien risicofactoren goed ingeschat worden

  12. Sulfonylureum-derivaten: • Plaats in de therapie: • 2e keus bij onvoldoende effect leefstijl adviezen + metformine • Dosering: afhankelijk van het preparaat (voor/tijdens maaltijd) • Tolbutamide: 500mg 1dd; max. 2.000mg 1dd • Gliclazide retard: 80mg 1dd; max. 80mg 3dd (middellang werkend!) • 30mg 1dd; max. 120mg 1dd (lang werkend!) • Glimepiride: 1mg 1dd; max. 6mg 1dd (sterk werkend!) • Farmacologisch werkingsmechanisme: • Stimulatie insuline-secretie β-cellen: meer insuline afgifte. • Milde remming gluconeogenese en glucogenolyse (lever/spier) • Door invloed op insulineproductie: grotere kans op hypoglykemieen!

  13. Sulfonylureum-derivaten: • Meest voorkomende bijwerkingen: • Hypoglykemie: vooral bij sterk en lang werkende middelen! • Maagdarmklachten (braken, diarree; reversibel!) • Gewichtstoename (2-5 kg) • Zelden: bloedbeeldafwijkingen, leverstoornissen, fotosensibilisatie • Contra-indicaties: • Overgevoeligheid; kruisreacties op sulfonamiden/thiazide is gemeld • Ernstige ziekte: glucosehuishouding instellen met insuline! • Leverfunctiestoornis: gestoorde gluconeogenese (hypoglykemie)

  14. Interacties: Ritonavir: remt de afbraak van Sulfonylureum-derivaten β-blokkers: maskeren symptomen + vertragen herstel hypoglykemie Bijzonderheden: Veel invloed op insuline-secretie: grotere kans op hypoglykemie! Relatieve toename van gewicht (2-5 kg) Vrijwel altijd gecombineerd: metformine en/of DPP-4/thiozinolinedion Gelijktijdig gebruik van alcohol kan ‘flushing’ geven Sulfonylureum-derivaten:

  15. Thiazolidinedionen: • Plaats in de therapie: • 3e keus bij onvoldoende effect leefstijl + metformine/SU-derivaat • Vaak gecombineerd met metformine en/of SU-derivaat • Soms ook monotherapie (uitz., niet bewezen effectief) • Dosering: Pioglitazon: 15mg 1dd; max. 45mg 1dd • Farmacologisch werkingsmechanisme: • Beinvloeding intracellulair glucose- en vetmetabolisme. • Weefselgevoeligheid voor insuline stijgt. • Hogere glucoseopname in vet-, spier- en levercellen

  16. Thiazolidinedionen: Meest voorkomende bijwerkingen: > 10%: botfracturen ♀, oedeem, gewichtstoename, visusstoornissen, bovenste luchtweginfectie, lichaamszwakte < 1%: sinusitis, insomnia Combinaties (1-10%): Metformine: anemie, hoofdpijn, artralgie, hematurie, impotentie SU-derivaat: duizeligheid, flatulentie Metformine/SU: hypoglykemie, stijging CK (spieren) Insuline: oedeem, hartfalen, dyspneu, hypoglykemie Contra-indicaties: Hartfalen Leverfunctiestoornis (matig/ernstig)

  17. Thiazolidinedionen: Interacties: Insuline: vergrote kans op hartfalen….! NSAID’s: kunnen nierfunctiestoornis + oedeemvorming! Bijzonderheden: Vergrote kans mycardinfarct: registratie rosiglitazon geschorst Meer ernstige bijwerkingen dan eerst gedacht (vgl. rofecoxib!) Relatief beperkte plaats in geneesmiddelen therapie

  18. DPP4-remmers: • Plaats in de therapie: • 3e keus bij onvoldoende effect leefstijl + metformine/SU-derivaat/TZD • Vaak gecombineerd met metformine en/of SU-derivaat en/of TZD • Dosering: afhankelijk van het preparaat (voor/tijdens maaltijd) • Saxagliptine: 5mg 1dd • Sitagliptine: 100mg 1dd • Vildagliptine: 50mg 2dd (TZD/Metf); 50mg 1dd (SU); max. 100mg/dag • Farmacologisch werkingsmechanisme: • Inhibitie DPP4: verlengde werking van incretines: GLP-1/GIP • Verhoogde gevoeligheid β-cellen voor glucose: hogere insuline afgifte • Verlaagde glucagon-afgifte lever: verminderde glucoseproductie

  19. DPP4-remmers: • Meest voorkomende bijwerkingen: sitagliptine • > 5%: luchtweginfectie, nasofaryngitis, hoofdpijn, obstipatie, duizeligheid, artrose, pijn in de extremiteiten, pancreatitis. • Combinaties (1-10%): • Metformine: misselijkheid • SU-derivaat: hypoglykemie • Thiazolinedion: hypoglykemie, winderigheid, perifeer oedeem • Metformine/SU: hypoglykemie, obstipatie • Metformine/TZD: hypoglykemie, diarree, braken, hoofdpijn, perifeer oedeem • Insuline: hypoglykemie, hoofdpijn, influenza • Contra-indicaties: • Overgevoeligheid voor DDP-4 remmers

  20. DPP4-remmers: • Interacties: • Saxa-/Sitagliptine: weinig klinisch relevante interacties • Toename spiegel: clari-/erytromycine, diltiazem, itra-/keto-/voriconazol; • Afname spiegel: rifampicine (inductie) • Digoxine: spiegel kan stijgen door remming van excretie via PgP • Bijzonderheden: • Relatief nieuwe klasse middelen: nog veel bewijs nodig! • Aandacht voor bijwerkingen (hartfalen, leverfunctiestoornissen) • Specialistisch geneesmiddel (instelling door diabetoloog) • Mogelijk alternatief voor de thiazinolinedionen?

  21. GLP-1 analoga: • Plaats in de therapie: • 4e keus bij onvoldoende effect leefstijl + metformine/SU-derivaat/TZD • Vaak gecombineerd met metformine en/of SU-derivaat en/of TZD • Dosering: afhankelijk van het preparaat (subcutaan!) • Exenatide: 5mcg 2dd; max. 10mcg 2dd • Liraglutide: 0,6mcg 1dd; zn. 1,2 mcg 1dd; max. 1,8mcg 1dd • Farmacologisch werkingsmechanisme: • Nabootsing werking van incretines: GLP-1/GIP • Verhoogde gevoeligheid β-cellen voor glucose: hogere insuline afgifte • Verlaagde glucagon-afgifte lever: verminderde glucoseproductie • Vertragende invloed op maagdarm-peristaltiek

  22. GLP-1 analoga: • Meest voorkomende bijwerkingen: • Exenatide: • > 10%: hypoglykemie (icm. SU), misselijkheid (voorbijgaand), braken, diarree. • 1-10%: injectiereacties, hoofdpijn, duizeligheid, dyspepsie, buikpijn, reflux • Liraglutide: • > 10%: misselijkheid, diarree • 1-10%: injectiereacties, braken, dyspepsie, buikpijn, obstipatie • Combinaties (1-10%): verergering van individuele symptomen • Contra-indicaties: vaak niet onderzocht in studies • Overgevoeligheid (hulp)stoffen (mannitol, M-cresol) • Exenatide: verminderde nierfunctie (klaring!), ouderen • Liraglutide: leverstoornis, gastroparese, ouderen

  23. GLP-1 analoga: • Interacties: nog erg weinig bekend! • Exenatide: warfarine (INR?), insuline (onbekend), antibiotica (absorptie) • Liraglutide: warfarine (INR?), insuline (onbekend) • Bijzonderheden: • Nieuwste klasse middelen: nog veel meer bewijs nodig! • Farmacologisch interessant: nabootsing fysiologisch mechanisme • Nadeel: injectie! Ook zeer duur…. (rol verzekeraars?) • Specialistisch geneesmiddel (instelling door diabetoloog) • Mogelijk tijdelijk alternatief voor de insuline?

  24. Insulines: • Plaats in de therapie: • 1e keus bij DM1; eindbehandeling DM2 (falen orale therapie) • DM2: vaak gecombineerd met orale therapie • Dosering: afhankelijk van de behoefte (individueel instellen) • Start: middellang werkend voor de nacht • Vervolg: 2 dd (mix) of 4dd (kortw) schema (zn. geheel insuline regime) • Farmacologisch werkingsmechanisme: • Nabootsing werking van lichaamseigen insuline (recombinant!) • Bevorderen opname van glucose in lever-, spier- en vetweefsel • Rem gluconeogenese (lever) • Stimulans glycogeen-, vet- en eiwitsynthese (glucoseverbruik) • Manipulatie van insuline/toedienvorm: aanpassen afgifteprofiel

  25. Insulines….:

  26. Insulines: • Meest voorkomende bijwerkingen: • Hypoglykemie (erger bij scherper instellen) • Hyperglykemie (indien te laag ingesteld) • Injectiereacties (overgevoeligheden, atrofie) • Insulineresistentie • Sommige patiënten hebben baat bij een continue infusie van insuline. • Contra-indicaties: • Overgevoeligheid (hulp)stoffen (zink, protamine, M-cresol) • Hypoglykemie

  27. Insulines: • Interacties: • β-blokkers: maskeren symptomen + vertragen herstel hypoglykemie • Hypoglykemie : ACE, alcohol, anabolen, anti-diabetica, thyreomimetica, octreotide en hoge doses salicylaten • Hypoglykemie ↓: anticonceptiva, epinefrine, glucosteroiden, thiazide- en lisdiuretica, somatropine en sympathicomimetica • Bijzonderheden: • Oude middelen, nieuwe toedienvormen: therapie-optimalisatie! • Nieuwe opties: continue glucosemonitoring, stamcellen? • Nog geen definitieve oplossing voor een ziekte met grote impact…

  28. Samenvatting referaat: Schoolvoorbeeld van multidisciplinaire aanpak Therapietrouw is heel erg belangrijk (rol patient!) Complex ziektebeeld, grote kostenpost Incidentie neemt toe: druk op zorgstelsel Veel nieuwe middelen, meer behandel-opties! Nog veel onderzoek nodig voor optimalisatie…. Rol ketenzorg / verzekeraars in de toekomst?

  29. Informatiebronnen: NHG-Standaard DM2 (nhg.artsennet.nl) NHG-Standaard Cardiovasculair Risico Management Uw eigen huisarts, apotheker of internist/diabetoloog! Farmacotherapeutisch Kompas (www.fk.cvz.nl) College Beoordeling Geneesmiddelen (www.cbg-meb.nl) European Medicine Agency (www.emea.europa.edu) Apothekerskoepel KNMP – www.apotheek.nl

More Related